960
28 NOVEMBER 1969
Op de vraag over de uitnodigingen zou ik willen antwoorden lijk
dat ik de raad verzoek dit over te laten aan burgemeester en wethou- vindi
ders en aan de directies van De Beyerd en de Stadsschouwburg. cent]
Ik ben het helemaal met de heer Van der Werff eens dat een
centrale catalogus noodzakelijk is, maar ik geloof wel, dat men dui- ting
delijk onderscheid moet maken tussen die regionale wetenschappelijke insa.
steunbibliotheken en hoever onze centrale bibliotheek zal gaan op we- vaste
tenschappelijk gebied. De wenselijkheid van een centrale catalogus is de
onderschrijf ik echter volledig. Natuurlijk moet die er komen en die beze
zal er ook komen. b.et j
Er is gezegd dat ik ben voorbijgegaan aan de verbouwing van land
de Beyerd. Ik kom daar niet meer op terug, want ik geloof dat ik daar aan
zojuist voldoende over heb gezegd. De bouw van het Volkenkundig
museum is voltooid. De gemeente heeft het gebouw helemaal gerestau
reerd en verhuurd aan het museum. Tot mijn spijt is het nog niet geo- ik h<
pend, hetgeen zeker geen gevolg is van bepaalde nalatigheden van de echt
gemeente, maar van een zelfstandige beslissing omdat men nog niet ge
reed is met de moeilijke inrichting van het Volkenkundig museum. Vol
gens mijn laatste inlichtingen zal net echter in de tweede helft van
1970 worden geopend. Het heeft lang geduurd, maar het staat nu toch
te gebeuren.
De heer Kramer heeft gesproken over het bedrag van 10 mil
joen dat voorkomt op de pagina's 20 en 21 van het accommodatierapport,
ik zal dat bedrag niet helemaal ontleden, maar wel kan ik meedelen dat
in het onrendabel investeringsplan in ruime mate met deze miljoenen
rekening is gehouden.
Wethouder VAN BIJNEN: Ik geloof dat het moeilijk is mij ver
staanbaar te maken voor zulke jonge mensen als de heren Van Dun en
Von Schmid. Ik meen dat ik juist alle hokjes in één groot gemeenschaps
huis heb verzameld. Ik heb geen hokjes geplaatst, ik wil niets in hok
jes plaatsen en dat is ook nooit mijn bedoeling geweest, zelfs niet toen
ik nog jonger was dan de heren Van Dun en Von Schmid. Ik heb juist
betoogd dat er ruimte moet worden gecreëerd voor alle activiteiten.
Er is gesuggereerd - of ik moet het verkeerd hebben verstaan - dat ik
van "in hokjes zetten" of van "hokjes maken" zou hebben gesproken.
Als dit niet het geval is heb ik mij vergist, maar zo heb ik het begre
pen.
De heer VAN DUN: Vindt u het erg als ik via u de wethouder
verzoek zich tot zakelijke opmerkingen te beperken?
De VOORZITTER: Daar is hij mee bezig!
De heer VAN DUN: Ik geloof het niet. Het generatieverschil is
op het ogenblik niet aan de orde.
Wethouder VAN BIJNEN: Mag ik geen gekheidje maken, mijn
heer Van Dun, is dat nu zo erg? Het is niet kwaad bedoeld en meer
spottend voor mijn persoon dan voor de uwe.
Het
bezr
er is
den
stel
betr
aam
van
VOO]
ben
her!
van
de r
raac
besc
forr.
dig<
mog
cull
raa<
V.\
kun