28 NOVEMBER 1969. 963 personeel van deze dienst wordt verricht. Dagelijks staat men bloot aan spanningen en soms zelfs aan bedreigingen. Op pagina 84 van het vraag- en antwoordboek heb ik in vraag 147 o.m. gevraagd: "Is uw college van mening dat Breda een verantwoord bijstandsbeleid voert?" Het ant woord luidde bevestigend. Ook ik was van mening dat dit het geval was. Besluiten bij aan vragen worden goed doordacht genomen aan de hand van de ministeri ele richtlijnen en met begeleiding van deskundigen als de directeur en de ambtenaren. Men tracht altijd het maximum voor de cliënt eraic te halen. Ik ben ervan overtuigd dat dit steeds met de nodige zorg ge beurt door allen die het bijstandscollege vertegenwoordigen. Toch is er vaak kritiek en ik. kan die kritiek begrijpen. Iets wat onbekend is, is onbemind en ik geloof dat deze materie voor de leek zo moeilijk te begrijpen is dat het vanzelfsprekend is dat daar kri tiek op komt. Publikaties en uitleg in de pers en op de televisie heb ben er vaak geen goed aan gedaan, daar ook deze dingen dan weer ver keerd werden gelezen en verkeerd uitgelegd. Wanneer een bejaarde naast zijn W. A.O. of A.O.W. een aanvullende uitkering krijgt krach tens de bijstandswet, is het voor deze bejaarde heel moeilijk te begrij pen dat die bijstand wordt ingehouden wanneer op een gegeven moment de A.O.W. wordt opgetrokken. Het is dan bijzonder wrang om tegen die mensen te moeten zeggen dat dit geld weer wordt ingehouden. Dit is moeilijk uit te leggen en daarom kan ik mij die kritiek heel. goed voorstellen. Ik wil dan ook pleiten voor meer publiciteit en meer uit leg. De mensen die in het maatschappelijk werk werkzaam zijn moe ten in hun eigen omgeving proberen in heldere bewoordingen de inhoud en de mogelijkheden duidelijk te maken. Daar komt nog bij dat men, wanneer men kritiek heeft omdat de bijstand op grond van de cijfers wordt afgewezen, altijd de mogelijkheid heeft in beroep te gaan. Van die mogelijkheid wordt ruimschoots gebruik gemaakt. Men krijgt een uitnodiging zijn bezwaren mondeling te komen toelichten en wordt ge hoord door een andere commissie, die niet het besluit heeft genomen. Is men dan nog niet tevreden dan kan men nog in beroep gaan bij Ge deputeerde Staten en zelfs bij de Kroon. De praktijk wijst uit dat in het overgrote deel van de gevallen die bij Gedeputeerde Staten komen, de gemeente Breda in het gelijk wordt gesteld. Ik vind dit een optimis tisch geluid en ik meen dat de sociale dienst ook verdient dat dit eens wordt gezegd, want dit houdt in dat er goed gewerkt wordt, anders zou den Gedeputeerde Staten wel anders oordelen. De sociale dienst heeft het dubbel moeilijk omdat men zit met een enorm aantal - ik ineen dat er op dit ogenblik 360 zijn - medisch urgente woningzoekenden. Ook is er een groot aantal vonnisgevallen, hetgeen tot gevolg heeft dat de mensen met een medische indicatie in de verdrukking komen. Ook daarover heb ik een vraag gesteld in het vraag- en antwoordboek. Ik zou graag zien dat, ook al komen er dagelijks nieuwe gevallen bij, deze mensen die soms al jaren ingeschre ven staan op een gegeven moment voorrang krijgen, opdat de dienst ein delijk eens van deze druk wordt ontlast. Men za.1 mij vragen wat: er dan met de vonnisgevallen moet gebeuren. Ik ben geneigd te zeggen dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 963