28 NOVEMBER 1969.
965
Het huisvestingsbeleid zal ik maar overslaan. Dit is een ver
schrikkelijk moeilijke zaak en ik heb vaak genoeg ervaren dat het
voor de mensen die ermee te maken hebben een treurmars is. Aan de
andere kant moet ik echter zeggen - en dat heb ik a.1 vaker betoogd -
dat het soms vreemd aandoet dat een jong stel dat nog niet getrouwd
is en dus nog maar kort staat ingeschreven een woning krijgt toegewe
zen, terwijl andere mensen jarenlang staan ingeschreven. Dan kan men
wel zeggen dat dit een medisch geval was, maar het komt voor. Mij
zijn ook medische indicaties bekend, heel erge zelfs. Dergelijke ge
vallen komen echter voor en ik bezie die met enige argwaan. Ik. weet
wel dat u mij een argwanend mannetje vindt, maar dat doet er niet
toe, die moeten er per slot van rekening ook zijn.
Verder heb ik hier een stukje proza, dat mij is toegestuurd met
het verzoek het hier voor te lezen, maar ik zal niet die hele brief voor
lezen. De brief gaat over de directeur van de sociale dienst, die het
nodig heeft gevonden tijdens een bijeenkomst van gemeenteambtenaren
e d. in Berg en Dal - dat zal wel een politiek centrum zijn of zo - iets
te zeggen in de geest van: "Er moet nu eindelijk eens een einde komen
aan de niet duidelijke voorlichting voor hoogbejaarden, enz." Vervol
gens sla ik een heel stuk over, want de schrijver heeft van zijn brief
nogal een lang stuk gemaakt, tot de zin: "Want graag zou ik zien dat
deze brief beschouwd zou worden in het veel bredere verband van de
strijd, de guerilla ook die door ongetelde menigten van mensen harts
tochtelijk wordt gestreden op vele fronten op tal van terreinen van het
maatschappelijk leven tegen de ongrijpbare, autocratische, mysteri
euze machten, die zich prinsheerlijk en warmpjes hebben genesteld in
de bestaande structuren"
Ik heb eens voor de Boerenpartij een rede gehouden in Concor
dia, waarin ik heb gezegd dat zich in die zogenaamde bestaande struc
turen inderdaad groeperingen hebben genesteld die hier of daar een
soort zelfzuchtige, lugubere bron van inkomsten hebben en waarvan
men kan zeggen dat zij de oorzaak zijn van, zoals de schrijver verder
gaat, "toenemende onduidelijkheid, van groeiend onbehagen, van
voortwoekerende onvrede en van schrijnend onrecht". De brief vervolgt:
"Ik weet wel, in die wijd verspreide vinnige strijd is mijn actie met
de thans daaruit voortgevloeide brief aan onze gemeenteraad - die ik
nergens heb kunnen vinden - niet meer dan de uiterst onbeduidende
schermutseling van een ver versleten eenling". Ik mag hieraan toevoe
gen dat deze man al over de 70 is. Hij gaat verder: "Maar men begrij-
pe dat ook deze kleine schermutseling, tot meer ben ik niet meer bij
machte, in diepe zin wordt ingegeven door innige verknochtheid aan
de gevestigde orde, om het vele goede ook dat die orde in zich bergt,
maar die helaas - en ik onderschrijf dit helaas - in toenemende mate
schijnt te worden ondergraven en die in gevaar wordt gebracht door
verschijnselen van verval in de establishment.
In kort bestek iets over mijn gedachtengang in het algemeen.
Het is met het mensdom als met de bestaande structuren zo gesteld
als met de mens en zijn hemd: tijdens het dragen en het gebruik heb
ben de structuren de neiging vuil te worden. Dat verschijnsel zit