972 28 NOVEMBER 1969. bekend. Ik heb een lijst die ik aan niemand zal overhandigen, want ik wil geen enkele ambtenaar "wippen", dat is misschien een beetje verkeerd overgekomen. Wel wil ik de wethouder in een strikt persoon lijk en vertrouwelijk gesprek dat lijstje overhandigen, dat het hem mo gelijk zal maken de man indien nodig tot de orde te roepen en een dui delijker beleid te voeren. In geen geval wil ik dat welke ambtenaar ook door mijn toedoen wordt gewipt, maar wel ben ik er voorstander van dat zo iemand tot de orde wordt geroepen. Dan wil ik nog iets zeggen over een onderwerp waarover ik in eerste instantie niet heb gesproken, namelijk de Brandelaar. Ik vind het zo jammer dat mensen die in de maatschappij niet meer mee kun nen en naar de Brandelaar gaan voor half gek worden aangezien. Mijns inziens ligt hier een voorlichtende taak voor de kranten, die immers al tijd zo mooi kunnen schrijven. Ik zou de hier aanwezige journalisten dan ook willen aanraden daaraan hun tijd eens te besteden. De Brande laar is een inrichting waar maatschappelijke en sociale gevallen terecht kunnen en waar zij dikwijls nog heel productief en prettig kunnen wer ken. Naar mijn mening zou de Brandelaar moeten worden gesplitst, door de werkelijk debiele gevallen - ik wil het woord eigenlijk niet gebrui ken, maar het moet in dit geval - te scheiden van de mensen die ner gens anders meer terecht kunnen en die hierdoor in een gezondere werk sfeer komen. In het algemeen leeft bij de bevolking het volkomen ver keerde standpunt van "hij werkt op de Brandelaar, dus hij zal wel niet goed snik zijn"Dit vind ik fout en dit verkeerde denkbeeld kan worden weggenomen door goede voorlichting via onze eigen pers, onze mono poliekrant De Stem. De VOORZITTER: Mijnheer Woestenberg, mag ik u verzoeken niet op een dergelijke manier te spreken over mensen of instanties die zich hier niet kunnen verdedigen? De heer WOESTENBERG: Ik kan mij ook niet in De Stem ver- dedigenl Maar goed, ik bedoel dat de pers hier een zeer nuttige functie kan hebben en anders zou men moeten overgaan tot een splitsing. Er zijn namelijk mensen in de Brandelaar die geestelijk niet bij elkaar thuishoren. Er zijn mensen die in de maatschappij niet meer terecht kunnen en die daar dan heen moeten. Ik vind het niet juist dat zij dan min of meer gedwongen naast mensen komen te staan die ik daar helemaal niet zou willen zien. De geestelijk zwaar gehandicapten wil ik daar helemaal weg hebben, zodat de Brandelaar uitsluitend be stemd wordt voor mensen die door ouderdom of om welke andere re den ook uit hun beroep zijn geraakt en nergens anders meer terecht kunnen. Hetzelfde geldt voor de Grazendonk. Er wordt te veel gedis crimineerd naar mijn mening. Volgens mij moeten beide instituten openstaan voor mensen die geestelijk normaal zijn en de abnormalen zou ik absoluut willen thuislaten. De heer VAN DUIJL: Heel kort dank ik de wethouder voor zijn toezegging dat de richtlijnen op ruimere schaal zullen worden verspreid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 972