28 NOVEMBER 1969. 973 en verder dank ik hem voor het noemen van de naam van de man die veel weet. De heer BARIJ: Wanneer de wethouder de richtlijnen blijft han teren kan er geen soelaas worden gevonden zoals ik die voor bepaalde woningnoodgevallen zou willen zoeken. Ik blijf echter van mening dat de richtlijnen een minimum inhouden en geen maximum. Wanneer dit het geval zou zijn zou dit mijns inziens volmaakt in strijd zijn met de opzet van de algemene bijstandswet, waarin uitdrukkelijk staat dat de bijstand is afgestemd op de persoon en op de omstandigheden. Hoe wil men daarvoor maxima vastleggen? Dat is onmogelijk. Verder meen ik dat de uitvoering van de bijstandswet in handen is gelegd van het gemeentebestuur en dat het gemeentebestuur daarin een grote mate van vrijheid heeft. Die vrijheid gaat zo ver dat een beslissing niet kan worden vernietigd. Hoogstens kunnen Gedeputeerde Staten de begroting van de gemeente Breda niet goedkeuren wanneer daarin uitgaven staan die er niet in passen, maar een uitkering die wij doen ingevolge de bijstandswet kan niet nietig worden verklaard. Ik ben met de wethouder van mening dat wij moeten streven naar unificatie en dat dit in het verleden is gebeurd is ook zeer lofwaar dig. Op het ogenblik hebben wij echter te maken met uitzonderingssitu aties, waarin de rijksoverheid ons heeft gemanouevreerd. Ik. meen dat wij met de wet in de hand moeten aantonen dat wij daar iets tegen kun nen inbrengen. Daar komen wij vandaag niet uit, maar ik wil mij gaar ne de vrijheid voorbehouden hierover in de afdelingsvergadering verder met de wethouder van gedachten te wisselen, om te zien of er op dit punt niet een gedeeltelijke oplossing te vinden is. Wethouder DE RAAFF: Mevrouw De Bonte heeft nogmaals gepleit voor hulp aan de medische gevallen. Natuurlijk wil ik daar met alle genoegen nog verder over nadenken, maar ik wil ook de consequenties zien van een regeling zoals door haar wordt voorgesteld. De heer Woestenberg heeft mij inderdaad goed begrepen. Men moet beneden de norm van de algemene bijstandswet gezakt zijn voor dat men een aanvullende uitkering op de ziektewet kan krijgen. Ik kan daar geen verbetering in brengen, want de ziektewet is een lande lijk geregelde wet waaraan de gemeente niets kan dóen. Sprekend over de Brandelaar heeft de heer Woestenberg de woorden half gek." gebruikt en bepleit dat er een splitsing komt. Die splitsing is er al, er is een Brandelaar I en een Brandelaar II. Ze staan weliswaar op het zelfde terrein, maar de verschillende categorieën mensen zijn geschei den. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Barij moet ik meedelen dat de wethouder geen normen hanteert. Dat doet het colle ge voor de verlening van bijstand. Hij blijft bij zijn standpunt dat de richtlijnen geen maxima inhouden, maar minima en zegt dan dat de bijstand moet zijn afgestemd op de persoon. De heer BARIJ: En de om stand ighedenl

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 973