28 NOVEMBER 1969.
983
het om gaat is of een sociale raadsman noodzakelijk is. Er zijn immers
vele wegen die naar Rome leiden en ik geloof dat wij al iets in die
richting hebben gedaan door de aanstelling van die man bij de sociale
dienst waarover is gesproken in het antwoord aan de heer Van Duijl.
Bovendien tilt het college zwaar aan het creëren van weer een nieuwe
instelling en dat zou in dit geval nodig zijn.
De heer Van de Meerendonk stelt voor de sociale raadsman
onder te brengen in het informatiecentrum, maar ik heb altijd begre
pen dat een sociale raadsman zitting moet hebben in de wijken. Er
zouden er dus meer moeten zijn.
De heer VAN DE MEERENDONK: Gewoon een stedelijk man!
Wethouder DE RAAFF: Daarover kan men dus verschillend den
ken, maar ik heb begrepen dat sociale raadslieden zitting hebben in
de wijken. Het kan natuurlijk ook een stedelijke man zijn, maar zo
lang de noodzaak van een dergelijk man niet is aangetoond in deze
tijd, zou ik mij toch willen beperken tot die functionaris van de soci
ale dienst. Dat betekent natuurlijk niet dat deze mening eeuwigdurend
is en onveranderd zal blijven.
De heer KRAMER: Mijn verzoek omtrent de notulen heeft niets
te maken met status en het arm of rijk zijn. Ook voor de belasting
hoeft de wethouder niet bang te zijn, alleen in de begrotingstijd heb
ik er een beetje moeite mee. Het is een persoonlijk verzoek, dat wil
ik na hetgeen de heer Quadekker heeft gezegd nadrukkelijk stellen.
Wethouder VAN BIJNEN: Het is toch geen motie?
De heer KRAMER: Geen angst! Het is een persoonlijk verzoek,
ik wil die notulen alleen maar graag lezen om mij op dit terrein zo
breed mogelijk te kunnen oriënteren, juist om detaillering te voorko
men.
De heer QUADEKKER: Dit is het laatste nieuws: "Ik wil deze
detailpunten lezen om detaillering te voorkomen".
De heer KRAMER: Ik kan zelf niet beoordelen of er detailpun
ten in staan!
De heer VAN DE MEERENDONK: De behoefte aan een markt
kan men wel enigszins afleiden uit het succes van de markt in Tilburg-
Noord. Ik vergelijk Tilburg-Noord vaak met Breda-Noord, omdat daar
ongeveer gelijktijdig eenzelfde soort bebouwing is gekomen en ook de
bevolking ongeveer gelijk is. Daar is de markt een geweldig succes.
Ik weet niet of het hier hetzelfde zal zijn, maar het lijkt mij de moei
te waard dit te onderzoeken.
Vervolgens wil ik via u aan wethouder De Raaff zeggen dat ik
inderdaad een stedelijke raadgever heb bedoeld. Volgens de minister