2 DECEMBER 1969. 993 meer dan tot dusverre het geval was het accent zullen leggen op de be tekenis van het openbaar vervoer. Alle raadsleden hebben dit rapport gekregen en allen hebben zich daarmee verenigd, met die restrictie dat wij hebben gesteld dat de raad ieder jaar bij de begrotingsbehan deling de gelegenheid heeft te zeggen of men al of niet verder wil gaan. Wat men na dit rapport met zijn prognose en cijfermateriaal dan ook nog voor taken ziet voor die afdeling voor verkeerszaken en openbaar vervoer, anders dan het kenbaar maken van wensen die bij de bevolking leven - maar die kunnen ook op een andere wijze naar voren worden gebracht -, is mij niet duidelijk. Men kan zich afvragen na hetgeen ik heb gezegd waar ten aan zien van het verkeer - niet over het openbaar vervoer, want daarover bestaat die al - de totaalvisie blijft, waarover ook de raad moet kun nen meepraten. Het is de raad bekend dat wij op het ogenblik bezig zijn met een verkeersstructuurplan, dat een basis kan zijn voor het verkeersbeleid op langere termijn en waarvan ook de raad in grote lij nen de gedachtenontwikkeling kan volgen. Dit verkeersstructuurplan is mijns inziens té belangrijk om straks alleen maar in een daartoe op te richten raadsafdeling voor verkeerszaken en openbaar vervoer te behandelen. Ik. geloof zelfs dat dit belangrijk genoeg is om bespro ken te worden in een informele raadsvergadering met de deskundigen die aan de samenstelling ervan hebben meegewerkt. Dit is echter een eenmalige activiteit en ik geloof niet dat wij daarvoor behoefte heb ben aan een commissie zoals door de heer Van Werkhooven wordt voor gesteld Ik geloof dat ik hiermee, zonder alle afzonderlijke opmerkin gen van de heer Van Werkhooven te hebben beantwoord, in grote lij nen ben ingegaan op de probleemstelling zoals die door hem aan de orde is gesteld. Eén punt wil ik nog aanhalen, namelijk het voorbeeld dat de heer Van Werkhooven heeft genoemd om te bewijzen dat een raads afdeling voor verkeerszaken noodzakelijk is, te weten de reconstructie van de Parkstraat. De heer Van Werkhooven zegt daarbij dat die recon structie uit verkeerstechnische overwegingen aanvaardbaar is, maar dat economische overwegingen - los daarvan had hij ook nog esthetische overwegingen en overwegingen van stadsschoon kunnen noemen, die mijns inziens nog wel zo belangrijk zijn - zich tegen de oplossing ver zetten. In feite is dit een argument om deze zaken niet alleen te laten beoordelen door een verkeerstechnische commissie. Juist deze zal na melijk concluderen dat de enig mogelijke oplossing is de Baronielaan rechtstreeks op de Parkstraat te laten uitmonden. Men ruimt een deel van de bomen en van het groen op waardoor men recht tegenover de Baronielaan uitkomt. Verkeerstechnisch is dit wenselijk, maar er zijn een hele hoop andere argumenten aan te voeren om te zeggen dat het niet wenselijk is. Ik geloof dan ook dat het voorbeeld van de heer Van Werkhooven eerder pleit voor een commissie op bredere basis dan al leen een verkeerstechnische. Ik meen de heer Van Werkhooven hiermee wel voldoende stof te hebben gegeven voor zijn tweede instantie. De heer G. Gielen heeft nog gesproken over de verkeerssituatie in de Heuvel. Ik kan slechts weinig toevoegen aan hetgeen hierover in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 993