99 27 FEBRUARI 1969 meente en de gemeenschap te doen plaatsvinden. Hij spreekt de hoop uit dat niet alléén de overheid zal behoeven te betalen, maar dat ook het bedrijfsleven in Breda bereidheid zal tonen om het resterende be drag te voteren en dat men op deze wijze blijk zal geven van belang stelling voor de feesten en voor de stad waarin deze feesten plaatsvinden. Wat de financiën voor de inrichting van het Zomertheater betreft, hierover kan spreker geen voldoende zeherheid geven. De heer Melzer heeft gesproken over de verpachtingen die zullen plaatsvinden. Er be staat een grote zekerheid dat deze verpachtingen redelijk goed zullen uitvallen. Op dit moment kan hij echter nog geen bedrag noemen. Maar dat het in de begrotingsopzet genoemde bedrag van 27.500,-- mee zou kunnen vallen kan hij met een grote mate van waarschijnlijk heid verzekeren. Verder is gesproken over de feestviering, de openbare orde en over mogelijke ordeverstoringen. Spreker meent dat daar niet te veel over gezegd moet worden. Ieder feest in een stad, men heeft dat de laatste tijd maar al te vaak kunnen zien, brengt risico's voor de verstoring van de openbare orde met zich mee. Hij meent te mogen stellen, dat men bij dit feest door de decentralisatie en door de inschakeling van de be volking, in dit opzicht minder risico's loopt daar de festiviteiten ge spreid worden over de stad en de organisatie van het feestcentrum zo danig is dat het gevaar voor verstoringen van de openbare orde en een herhaling van feesten, zoals die daar in het verleden hebben plaatsge vonden, niet alleen niet in de lijn van de verwachtingen liggen maar hem in hoge mate onwaarschijnlijk voorkomen. Spreker is het met de heer Melzer eens dat de viering van de ver jaardag van de koningin op 30 april en de herdenking van de 25-jarige bevrijding van Breda in oktober niet onder deze festiviteiten mogen lijden. Maar als hij hoort en ziet wat er op dit terrein allemaal gaat gebeuren, gelooft hij niet dat het gevaar daarvoor aanwezig is. Spreker veroorlooft zich nog een opmerking te maken over het feestcentrum zelf, omdat dit de laatste weken zo sterk in de belang stelling heeft gestaan. Het Torencomité en het college van burgemees ter en wethouders zijn van oordeel dat het feestcentrum het bindend element moet zijn bij deze feestviering. Hij merkt op dat het college van burgemeester en wethouders zich ernstig beraden heeft over de plaats waar de feesten zouden moeten plaatsvinden. Er zijn voorstellen geweest, die wezen in de richting van het Stadserf, maar het voorlig gende voorstel doorkruist deze. In het oude belastingkantoor za.1 een kantoortje en een opslagplaats komen, het zal natuurlijk ook als ver- maakcentrum dienen - ook al klinkt dat wat merkwaardig - maar het zal in de eerste plaats een functie te vervullen hebben als uitwijkmoge lijkheid bij slecht weer. De raad zegt, vervolgt spreker, dat de voorkeur van het college van burgemeester en wethouders voor de plaats waar dergelijke festivi teiten moeten plaatsvinden zou moeten uitgaan naar de Grote Markt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 99