101
12 FEBRUARI 1970
bleke misdadiger. Diezelfde Nietzsche heeft zo geworsteld met het
probleem van net godsbestaan en het christen zijn dat ook hij tegen
het einde van zijn leven krankzinnig is geworden en, naar verteld wordt,
werd aangetroffen met een blaadje in zijn hand waar hij voortdurend
het woord "God" op schreef. Wat ik hiermee zeggen wil is dat, voordat
wij mensen als De Sade en Nietzsche uaan veroordelen, deze door hun
hele karakterstructuur misschien meer hebben geworsteld met het probleem
van het christendom dan zeer vele mensen die nu bereid zijn de eerste
steen naar hen te werpen en dan mag dat citaat over het werpen van de
eerste steen ook wel even genoemd worden, want dat staat in de bijbel.
Dat was een zeer duidelijke uitspraak. In dit verband wil ik herhalen
wat ik ook al in eerste instantie heb gezegd, namelijk dat degenen die
zich christen noemen nu eenmaal in een wereld leven waarin velen an
ders denken. Men kan echt niet meer met de methoden van vroeger
die andersdenkenden dwingen in te gaan op onze voorstelling. In die zin
heb ik gesproken over een benepen christendom en dat blijf ik volhouden.
Dit is naar mijn opvatting inderdaad een vorm van benepen christendom
die in feite overwonnen zou moeten worden geacht, wanneer dat chris
tendom althans iets wil betekenen in deze wereld.
Verder heb ik uit het antwoord van de wethouder zeer sterk de indruk
gekregen dat de culturele raad in de toekomst het grote gevaar gaat lopen
een instrument te worden van betutteling van het schouwburgbeleid wan
neer daaraan speciaal zal worden opgedragen dat hij moet oppassen dat
zoiets niet weer gebeurt. Wanneer dit een van de activiteiten zal zijn
van de culturele raad, wijs ik die interpretatie volledig af.
Tenslotte wil ik nog iets in het midden brengen naar aanleiding
van hetgeen de heer van der Zwan heeft gezegd over De Sade. Aller
eerst wil ik dan vaststellen dat het feit dat iemand ter dood is veroordeeld
nog geen waardeoordeel inhoudt over zijn literaire produktie. In dit ver
band wijs ik op de ook bij velen bekende middeleeuwse dichter Franpois
Villon, die ook als misdadiger gekwalificeerd werd, maar die gedichten
heeft geschreven van bijzonder hoge literaire waarde waar niemand meer
aan twijfelt. Zo zijn er nog wel andere voorbeelden te noemen. Bovendien
heeft de heer van der Zwan gezegd dat De Sade werd veroordeeld wegens
zedendelicten. Ik meen echter dat wij in deze tijd zover zijn dat wij
kunnen veronderstellen dat De Sade, wanneer hij soortgelijke dingen nu had
gedaan, met de psychiater en dergelijke mensen te maken zou hebben ge
kregen en dat er een heel ander vonnis uit de bus zou zijn gekomen dan
een terdoodveroordeling, zoals in de 18e eeuw, toen men heel anders
dacht over deze dingen.
Bovendien heeft de heer van der Zwan nog iets gezegd over het
P. A.K. -verband en daar wil ik wel iets op antwoorden. Allereerst zou
ik hem willen vragen of zijn verklaring dat de toekomstige P.A.K.-
fractie in eer en geweten niet anders zouden hebben gehandeld dan
hij nu, is geautoriseerd door de P.P.R.die in Bouvigne bij monde van
de heer Mantz duidelijk heeft verklaard tegen dit verbod te zijn en zelfs
een motie van die strekking heeft ingediend, ofschoon die motie niet
verder is behandeld.