106
12 FEBRUARI 1970
gebracht die, hoe moet ik het zeggen, beslist niet door het college
kunnen worden aanvaard, omdat zij niet in de gepaste vorm worden
gebracht. Over die vraag kan men spreken, namelijk of het college
dat goed heeft gedaan of verkeerd. Ik heb met nadruk verklaard dat ik
het zeer nauw neem met de vrijheid van meningsuiting, maar ik ben
ook van mening -- en die wordt bevestigd door de heer Barij -- dat
die vrijheid begrenzing vindt in verschillende wetsbepalingen. In dat
verband kan het college als baas van de schouwburg op een gegeven
moment zeggen: dit laten wij in de schouwburg niet toe.
De heer von Schmid heeft gezegd dat ik een citaat uit zijn verband
heb gerukt. Ik heb slechts een voorbeeld aangehaald, maar ik zou er
nog veel meer kunnen noemen. Dat lijkt mij echter niet terzake dienende.
De heer VON SCHMID: Als het niet terzake dienende is had u het
ook niet in het debat moeten betrekken.
Wethouder GIELEN: Mag ik een voorbeeld noemen of niet?
De heer VON SCHMID: In dit geval niet, wanneer u een citaat
uit zijn verband rukt.
Wethouder GIELEN: U hoeft mij niet te vertellen wat ik wel en niet
mag, mijnheer von Schmid. Ik mag toch een voorbeeld noemen wanneer
ik meen dat dit nuttig kan zijn?
De heer VON SCHMID: Dan mag ik daar toch ook een oordeel
over hebben?
Wethouder GIELEN: Ik zeg toch niet dat u dat niet mag?
De vraag is gesteld of tijdens het onderhoud met regisseur Eickholt
over het evoluerende karakter is gesproken. Ik heb in eerste instantie
duidelijk gesteld dat bij dat gesprek niet is gebleken dat er wezenlijke
veranderingen in dit theater te verwachten waren. Dat heb ik met nadruk
gezegd en dat herhaal ik bij dezen. Ik meen dat die evolutie inherent is
aan het experimentele toneel, dat staat trouwens ook in de mededeling
aan de raad. Ik wil nogmaals met nadruk herhalen wat ik heb gezegd
en dat blijkbaar niet duidelijk is geworden -- althans niet aan de heer
von Schmid namelijk dat de beslissing door het college is genomen
voor het vertrek naar Amsterdam
De heer VON SCHMID: Dat heb ik ook bedoeld, namelijk dat u
daarna nog naar Amsterdam bent gegaan.
De VOORZITTER: Mijnheer von Schmid, laat u de wethouder nu
alstublieft even uitspreken.
Wethouder GIELEN: Ik heb helemaal geen indrukken willen wekken.
Ik heb alleen gezegd wat het college denkt, ik heb het standpunt van
het college verdedigd en ik heb daarbij gezegd dat dat ook mijn persoon
lijke mening is. Ik heb geen indruk willen wekken, ik zou niet weten