108 12 FEBRUARI 1970 De heer MELZER: Mijn stem is helaas bijzonder slecht, maar ik wil er op wijzen dat moties uit de raad komen en niet van welk ander instituut dan ook buiten deze raad om. Dat is onmogelijk. Er kunnen moties worden behandeld van raadsleden en/of van fracties. De VOORZITTER: Mijnheer Melzer, er is een brief geschreven en er is een motie opgesteld. Die motie is opgesteld door raadsleden en door raadsleden ondertekend. Het spijt mij, maar ik moet mij aan die orde houden. Aan het adres van de heer Woestenberg kan ik nog zeggen dat zijn opvattingen over de seniores voldoende bekend zijn. Overigens meen ik in eerste instantie voldoende duidelijk te hebben gezegd dat het geen enkel verschil maakt in onze opvatting, of het seniorenconvent nu uit vijf, zes, tien of twaalf leden bestaat. Of er nu meer of minder mensen in zitten, dat maakt voor onze stellingname in dezen niet het minste verschil. De heer Barij en ik hebben elkaar zojuist niet goed begrepen. Toen hij sprak over prematuur heb ik hem een verkeerde zin voorgelezen, ik meende namelijk dat hij doelde op het premature van het proces verbaal in Amsterdam, hoewel wij het er inmiddels wel over eens zijn dat dit niet prematuur was. Wanneer hij meent dat het college met het bezigen van de woorden "godslasterlijk en openbare schennis van de eerbaarheid" tegelijk een uitspraak zou hebben gedaan -- dat is uiter aard niet zo, zoals ook de rechter zal erkennen --, moet ik erkennen dat hij gelijk heeft. Zo is het dus niet bedoeld. Ik geloof dat men het zou moeten lezen dat naar het oordeel van het college dergelijke ter men gebruikt zijn. Ik stel u voor de beraadslagingen te sluiten. Nu zijn er drie moties ingediend. De heer WOESTENBERG: Mag ik hierop nog even repliceren? De VOORZITTER: Nee, mijnheer Woestenberg, nu niet meer. Het kan niet. Misschien krijgt u straks nog het woord om over de moties te spreken. De heer WOESTENBERG: Maar u vertelt een onwaarheidl De VOORZITTER: Mijnheer Woestenberg, u krijgt niet het woord. De heer WOESTENBERG: U vertelt een onwaarheid. In het senioren convent horen alle fracties thuis, een lid van elke fractie. Dat is juist en dan moet u hier geen onjuistheid debiteren. De VOORZITTER: Ik ontneem u het woord als u niet ophoudt, mijnheer Woestenberg. Er zijn drie moties ingediend, die ten dele al zijn voorgelezen. Ik meen dat de motie van de heer van der Werff het eerst in stemming moet komen, daarna de motie van de heer van der Zwan en de zijnen en tenslotte de motie van de heer Kroon. Ik stel de moties afzonderlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 108