109 12 FEBRUARI 1970 aan de orde en vanzelfsprekend is er gelegenheid bij het stemmen over de motie een -- daar wil ik met nadruk om verzoeken -- korte stem verklaring af te leggen. Ik lees u thans de motie voor die als eerste is ondertekend door de heer Melzer: "De gemeenteraad van Breda, in vergadering bijeen op 12 februari 1970, gehoord de beraadslagingen rond de mededeling onder agendapunt 3a, betreurt de gang van zaken met betrekking tot de afgelaste voorstel ling op 1 februari, staat een open schouwburgbeleid zonder ingrijpen of beperkingen van de gemeentelijke overheid voor, verwacht in den vervolge direct en tijdig bij eventueel omstreden besluitvorming be trokken te worden, verzoekt de beoordeling van eventuele strafbare feiten aan de bevoegde juridische instanties over te laten en gaat over tot de orde van de dag. De motie is ondertekend door vier leden van de raad, te weten de heer Melzer, de heer van Werkhooven, mevrouw Jager en de heer van der Werff. Wil men over deze motie een --zo mogelijk korte -- stemverklaring afleggen? De heer VAN BANNING: Om meer dan een reden ben ik tegen deze motie. Bovendien acht ik die strijdig met een bevoegdheid die u krachtens de wet hebt, U bent ook lid van het college, volgens artikel 221. De heer VAN DUN: Ik kan geen stemverklaring afleggen, omdat er één punt in de motie is dat ik niet begrijp. Staat u mij toe, mijnheer de voorzitter, dat ik hierover om verduidelijking vraag? Er staat namelijk dat men voorstaat een open schouwburgbeleid zonder ingrijpen of beper kingen, terwijl de volgende zin luidt; 'verwacht in den vervolge direct en tijdig bij eventueel omstreden besluitvorming betrokken te worden". Is dit met elkaar in strijd, of wordt er met de besluitvorming iets anders bedoeld? De VOORZITTER: Wilt u hierover een korte verklaring geven, mijnheer van der Werff? De heer VAN DER WERFF: Graag, mijnheer de voorzitter. Wat in de ene zin staat is een principe, maar gezien de ervaringen die wij hebben opgedaan meenden wij dat de tweede zin uiterst gewenst was. De heer SMIT: Ik moet tegen alle moties stemmen. Mijn vraag is bevestigend beantwoord en daarom --en daarom alleen -- sta ik achter het besluit van burgemeester en wethouders. Zowel de moties voor als de moties tegen gaan daaraan echter voorbij. De VOORZITTER: Alleen de eerste motie is aan de orde. De heer VON SCHMID: Ik heb zojuist al gezegd dat ik de motie van de V. V.D. -fractie zal ondersteunen, omdat deze in ieder geval een duidelijke veroordeling inhoudt van het gevoerde beleid en van het verbod. Dat vind ik het belangrijkste in deze motie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 109