110 12 FEBRUARI 1970 Wethouder VERMEULEN: Ook ik ben voornemens geen van de drie moties te ondersteunen en wel om verschillende redenen. Over de motie van de heer van der Werff had ik dezelfde opmerking die al door de heer van Dun is gemaakt. Er zit namelijk een bepaalde tegen strijdige constructie in, enerzijds een open schouwburgbeleid en ander zijds, wanneer er toch inmenging moet zijn, inmenging van de kant van de raad. Ten opzichte van de huidige situatie vind ik dit geen duidelijke verbetering, maar bovendien vind ik dat voorbij wordt ge gaan aan, zoals de heer van Banning heeft opgemerkt, het feit dat de wettelijke bevoegdheid om preventief op te treden nu eenmaal nog aanwezig is. Men kan moties aannemen zoveel als men wil, maar daarmee kan men nu eenmaal niet de wet ongedaan maken. Ik ben bereid met iedereen te praten over een evolutie op dit punt en zelfs de vraag te stellen of in een niet al te verre toekomst de preventieve mogelijkheid niet moet worden omgezet in een repressieve mogelijkheid. Het gaat mij op dit moment echter te ver en daarom zal ik mijn stem aan deze motie onthouden. De heer VAN LOON: Ik sta volledig achter de mededeling van burgemeester en wethouders en heb geen enkele behoefte aan welke motie dan ook. De heer WOESTENBERG: Ik vind het prachtige woorden, het is mooi gezegd, maar mijns inziens is het een vergulde muilkorf. Wethouder BROEDERS: Ik heb er ook behoefte aan een stemver klaring af te leggen naar aanleiding van de motie van de heer van der Werff. Hij heeft deze zo ingekleed dat ik de neiging had te zeggen dat ik ermee kan instemmen. Niet het beleid van het college wordt daarin na melijk in het geding gebracht, maar de gang van zaken rond De Sade wordt betreurd. Dat doen wij ook, dus wat dat betreft zou ik met de motie kunnen instemmen. Na alle discussies heb ik er slechts behoefte aan te zeggen dat wanneer de mededeling van het college in een motie ter beoordeling wordt gesteld, dat de enige motie is waarover ik kan stemmen. Alle andere moties zijn voor mij onaanvaardbaar. Wethouder VAN BIJNEN: Het is voor ons bijzonder moeilijk wan neer niet duidelijk door de raad wordt gesteld of men voor of tegen deze mededeling is. Ik verklaar mij duidelijk, evenals de andere leden van het college hebben gedaan, voorstander van hetgeen is besloten. Ik kan niet instemmen met de motie van de heer van der Werff, waar mee ik dus duidelijk stel dat ik achter de mededeling van het college sta. Op de andere moties kan ik niet ingaan, omdat daar een aantal zaken in.- staat waar ik ook niet achter kan staan. Wethouder GIELEN: Ik zou in herhaling treden wanneer ik het zelfde geluid zou laten horen. Ik meen in tweede instantie zeer duide lijk te hebben gesteld dat het gaat om de vraag of het college een juist besluit heeft genomen of niet. Daarover zou ik bijzonder graag een uit spraak horen van de raad. Ik sluit mij dan ook geheel aan bij mijn col lega's en stem dus ook tegen de motie die nu aan de orde is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 110