19 FEBRUARI 1971 116 KING TOT DE BEGROTING 1970 VAN DE DOOR DE N. V. B.B.A., GEËXPLOITEERDE STADSAUTOBUSDIENST. 10. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VERHO GING VAN HET KREDIET VOOR DE BOUW VAN TWEE BRUGGEN NABIJ HET SPORTPARK WISSELAAR. 11. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HERBE NOEMING VAN EEN BESTUURSLID VAN DE STICHTING MEDISCHE SPORTKEURING. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 12. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE DE EXPLOITATIE VAN HET TENNISPARK "DE MARK". Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Het zal u wellicht niet verbazen dat onze fractie niet bepaald gelukkig is met dit voorstel. Ik meen dat het standpunt dat wij liberalen innemen bij verschillende gelegenheden duidelijk naar voren is gebracht» Het probleem dat hier aan de orde is is naar de mening van onze fractie weliswaar moeilijk, maar toch niet onoplosbaar. Met alle respect voor de pogingen die door de wethouder en de dienst voor jeugd- en sportzaken zijn ondernomen om tot een vergelijk te komen, blijft toch de vraag of niet naar een andere op lossing dient te worden gezocht, bijvoorbeeld door versterking van het stichtingsbestuur met o. a. een ambtenaar van de Sportdienst en even tueel enkele raadsleden. Overname van de exploitatie door de dienst, dus door de overheid, doodt onzes inziens elk particulier initiatief dat jarenlang door de stichting met succes is ontplooid, of zoals in het stuk staat: "Ons college is van oordeel dat het tennispark in de voorgaande jaren door de Stichting tennispark "De Mark" op een be vredigende wijze is geëxploiteerd". Hetzelfde blijkt uit de notulen van de vergadering van de afdeling voor jeugd- en sportzaken van 10 februari 1969, waar de wethouder onder punt 3 opmerkt dat hij geen aanmerkingen heeft op het beleid van de Stichting tennispark "De Mark". Zoals in het voorstel staat heeft de wethouder meegedeeld dat het bestuur akkoord gaat met een andere exploitatievorm, mits in voldoende mate rekening wordt gehouden met o. a. de bestaande sfeer op het park. Ik heb zelf in de afdelingsvergadering gesteld dat bijzon der veel afhangt van de sfeer en van de manier waarop men de leden bijeenbrengt in het clubhuis en het is juist daar dat het particulier ini tiatief zich moet en kan ontplooien. In de afdelingsvergadering werd daarop enigszins schamper gereageerd, men vond vooral die sfeer blijkbaar wat overdreven was mijn indruk, maar een ieder die met sport te maken heeft kan weten dat men een club kan maken en breken juist door de sfeer en de inbreng van de leiding. Ik meen dat men in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 116