133 19 FEBRUARI 1970. betreft waarbij vele ambtenaren betrokken zijn geweest om dit stuk samen te stellen. Toch heb ik ernstige bezwaren tegen deze nieuwe structuur, ten principale ten aanzien van de scheiding van de sociale werkvoorziening en de gemeentelijke sociale dienst, waardoor vrijwel alle binding vervalt van deze dienst met de sociale werkvoorziening. Voor alles is er sprake van een SOCIALE werkvoorziening. De gemeen telijke sociale dienst was tot nu toe altijd de grootste leverancier voor de werkobjecten. Naar mijn mening terecht, want waar beter dan bij de sociale dienst kan men, ook in samenspraak met de sociale werk voorziening en de leden van het college van bijstand, oordelen over de omstandigheden en op de hoogte zijn van het leefmilieu van deze gezinnen en hun verdere begeleiding? Is er overleg geweest met het bestuur van de Stichting Aange paste Arbeid de Brandelaar en de rijksconsulent en kunnen die zich hier mee geheel verenigen? Wij zien namelijk niet de bezwaren van de sociale werkvoorzieningscommissie bij de stukken, terwijl haar brief toch dateert van 23 januari. Er is alleen gezegd dat deze brief ter vi sie ligt, doch niet met bepaalde tegengestelde adviezen. Misschien mag ik op grond van een bijna zeventienjarige er varing hieraan mijn bescheiden mening toevoegen. Niet omdat het altijd zo geweest is en wij het daarom maar zo moeten laten functio neren, maar omdat ten eerste de ervaring mij zegt dat de sociale rap porten, die uitputtend behandeld en beoordeeld worden door vertegen woordigers van de burgerij en drie raadsleden, intens verband houden met de familiesituatie en een eventuele doorzending naar de werkob jecten, in verband dus met alle sociale gegevens. Ten tweede laat de door het college voorgestelde structuur te weinig verband toe met de nieuwe commissie door het hoofd van de sociale dienst als adviseur te benoemen. De ervaring leert mij dat alleen het eerste alternatief zoals is aangegeven had kunnen dienen om deze objecten samen te bundelen. Ik ben voor bundeling, ook van deze objecten, maar ik geloof dat dit alles had kunnen geschieden zonder een te grote schei ding met de sociale dienst teweeg te brengen. Ik kan zeggen dat ik de nieuwe structuur voor circa 80% aanvaardbaar vind. Er zijn echter meerdere zaken die voor mij een vraagteken blijven, doch die zijn van ondergeschikt belang. Tevens druk ik er mijn spijt over uit dat in de afdeling voor sociale zaken alleen onze collega mevrouw De Bonte ervaring heeft met de praktijk van het werk in het college van bijstand en dat de andere leden deze praktische ervaring missen, die ik onontbeerlijk acht voor een juiste beoordeling. Evenals de sociale werkvoorzieningscommissie kan ik de structuur van de nieuwe com missie niet los zien van functies, c. q. personen, zeker niet bij de oprichting. De heer WOESTENBERG: Nog nooit zullen zoveel mensen af hankelijk zijn geweest van zo weinigen als ik dit voorstel goed heb bekeken. Heel democratisch komt men'voor de dag met artikel Bi- Bé, de ontdekking van de laatste tijd, en met het grote woord inspraak van de burgerij. Wanneer men deze artikelen van de gemeentewet wil toepassen om een commissie in bet leven te roepen tot samenvoeging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 133