10 FEBRUARI 1970. 138 werkvoorziening mogelijk te maken. Het is absoluut geen kunst te zeggen wie en wat er allemaal moet komen, maar wel het geld te vinden waarmee dit moet worden betaald. Deskundigheid is altijd te koop, het enige dat men nodig heeft is het geld om die deskundig heid te kopen en dat is de taak van de bestuurscommissie. Ik maak er ook bezwaar tegen dat men een onderscheid maakt tussen bedrijfs matig werken en sociaal werken, want die tegenstelling is er niet. Om het sociale mogelijk te maken is er geld nodig en wij hebben in ons voorstel nadrukkelijk waarborgen geschapen om een evenwicht te krij gen tussen het sociale en het economische element. Wij hadden ook het secretariaat onder de directeur kunnen stellen, dan zouden de se cretaris en de sociale factor afhankelijk van de directeur zijn geweest. Wanneer die directeur een economisch denkend mens is, bestaat de mogelijkheid dat de sociale factor in gedrang komt. Juist daarom heb ben wij in ons voorstel deze twee personen op hetzelfde niveau ge plaatst, opdat niet de een afhankelijk is van de ander, maar beiden onafhankelijk van elkaar rechtstreeks verantwoording verschuldigd zijn aan de bestuurscommissie. Bovendien bestaat ook nog de commissie ex artikel 4, die een afwijkend advies heeft ingediend terzake van de plaats van het secre - tariaat en die kan ook adviezen geven omtrent het sociale karakter van de sociale werkvoorziening. Wij zijn dus voornemens de directeur van de sociale dienst, die voorzitter is van de commissie ex artikel 4, adviseur van het bestuur te maken. Wij overwegen ook wel degelijk de bestuurscommissie zodanig te bemannen dat ook daar evenwicht bestaat tussen de economen en anderen. Er is gevraagd daarvan ook een vertegenwoordiger van de vakbonden deel te doen uitmaken. Het college overweegt inderdaad te proberen hiervoor een vakbondsman te vinden. De heer Kramer heeft gezegd - en dat is later herhaald door mevrouw Stockmann - dat hij graag zou zien dat in artikel 2 lid 2 het woord "tenminste" wordt toegevoegd. Het college kan zich daarmee verenigen. H et is inderdaad juist dat er, wanneer het bestuurscollege uit negen man zou bestaan, dan twee raadsleden in zouden zitten. Wij hebben ons wel afgevraagd of wij met negen man moeten starten, in clusief twee raadsleden. Het was aanvankelijk de bedoeling, maar men kan zich voorstellen dat hoe kleiner een college is - de heer Woes- tenberg zou zeggen: hoe minder er beschikken over zo velen - hoe ge makkelijker men werkt. Men kan natuurlijk wel een bestuurscollege van 20 man instellen, maar ik ben van mening dat een college van vijf man sneller, slagvaardiger en doelmatiger kan werken dan een van twintig en daar gaat het om. Dat is dan ook de reden geweest dat wij ons hebben gedacht te starten met vijf mensen, van wie een raadslid, en naar gelang zich de behoefte doet blijken en bij even tuele fusies die zeer wel mogelijk zijn daaraan mensen toe te voegen. Wanneer de commissie uit negen personen bestaat is het echt de be doeling dat daarvan twee raadsleden zijn. Het woord "tenminste" zie ik daarom gaarne toegevoegd aan artikel 2 lid 2 achter "De raad be noemt"

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 138