19 FEBRUARI 1970. 140 het voorgelegd aan de leden van het Georganiseerd Overleg, met het verzoek hierop schriftelijk te antwoorden en eventuele bezwaren naar voren te brengen. Ik heb van de commissie voor Georganiseerd Over leg twee gelijkluidende brieven gekregen van mensen die daarvan deel uitmaken, namelijk de heer Ham van de Nederlandse Christelijke Bond van Overheidspersoneel en de heer Klep van de Nederlandse Bond van Gemeenteambtenaren. Natuurlijk zijn er aspecten aan deze affaire waar van het nuttig is dat die in het Georganiseerd Overleg worden besproken, hoewel ik erbij moet zeggen dat alle personeelsleden die er nu zijn in dienst zijn en blijven van de gemeente. Hun rechtspositie wordt dus op geen enkele wijze benadeeld. Desondanks ben ik van mening dat wij in de vergadering van maandag a.s. deze zaak volledig in het Georganiseerd Overleg moeten behandelen, waardoor duidelijk zal worden welke moeilijkheden er zouden kunnen rijzen. Hierna wordt gedurende enkele ogenblikken gepauzeerd. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. De heer WOESTENBERG: De wethouder heeft gezegd dat wij de hoofdzaken moeten scheiden van de bijzaken. Hoofdzaak is mijns inziens de menselijke kant van deze zaak, omdat hierbij in de toekomst veel mensen betrokken zullen zijn. Iedereen weet dat er straks steeds meer mensen aangewezen zullen zijn op dit onderkomen, deze grote mam moetstichting, zoals ik het toch blijf noemen en ik blijf erbij dat die kleine groep dan veel te veel zeggenschap krijgt over vee.l te veel men sen die in deze werksfeer terecht komen. Ik ben va.n mening dat dit niet de juiste tijd is voor een fusie tussen deze ondernemingen, zoals men ze wel mag noemen, ik zie de noodzaak van deze haast niet in. Een ander punt is dat het de gehele raad bekend moet zijn dat deze commissie wordt ingesteld ingevolge artikel 61-64 van de gemeen tewet en niet tot de komende verkiezingen, maar voor vier jaar, dus tot de gemeenteraadsverkiezingen van 1974, als wij het mogen beleven. De heer SMIT: U moet de verordening beter lezen.' De heer WOESTENBERG: Bij de behandeling in de commissie is door de wethouder gezegd dat deze commissie zal worden ingesteld tot de gemeenteraadsverkiezingen van 1974. Wanneer de wethouder het niet juist heeft gezegd kan ik het niet helpen. Zo is het echter gezegd en ik geloof dat u het bij het verkeerde eind hebt, mijnheer Smit. In ieder geval verklaar ik mij tegen dit voorstel, omdat het een zaak is die tevoren teveel klaargemaakt is, waar te weinig men sen in gekend zijn en waar weer de hooggeroemde inspraak teveel ach terwege is gebleven. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Ik ben het met de wethou der eens dat de kern van de zaak is de goede ontplooiing. Die willen wij ook en daarom hebben wij nu juist onze bezwaren naar voren gebracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 140