19 FEBRUARI 1970.
148
spreken morgen vroeg al mee beginnen» Het is echter niet mijn ma
nier van werken de zaken vooraf te regelen en in kannen en kruiken
te hebben met voorverpakte kandidaten, om met de heer Woestenberg
te spreken. Zodra de raad het voorstel heeft aangenomen begin ik te
werken aan de samenstelling van de bestuurscommissie.
De VOORZITTER: De beraadslagingen over dit voorstel zijn
gesloten en ik zal u nu de tekst voorlezen van het wijzigingsvoorstel
dat voor mij ligt, waarover straks vanzelfsprekend het woord kan wor
den gevoerd» Ik. lees u dit voorstel opnieuw voor omdat er misschien
toch een kleine verduidelijking nodig is. De heer Wierckx en de zijnen
stellen voor artikel 5 sub 1 van de concept-verordening zodanig te wij
zigen dat geen secretaris wordt benoemd. Daar zal mee bedoeld zijn
dat de secretaris niet door het college van burgemeester en wethouders
wordt benoemd. De heer Wierckx knikt bevestigend.
Vervolgens stelt hij voor de concept-verordening zodanig te
wijzigen dat de werkzaamheden van deze secretaris - nu wordt er weer
wel een secretaris benoemd - te laten berusten bij de sociale dienst.
Bedoeld zal dus zijn dat er wel een secretaris moet komen, maar dat
als zodanig dient op te treden de directeur van de sociale dienst. Dit
voorstel is thans aan de orde.
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Ik wil nog even iets vragen.
Wat de wethouder niet heeft meegedeeld in eerste instantie is, dat
wanneer het voorstel van het college niet zou worden aangenomen,
het ministerie de subsidie zou kunnen intrekken. Wanneer ik daar geen
nadere verklaring over krijg wordt het nog moeilijker. Wanneer dit
zeker is hebben wij in feite slechts één keus. Dat is heel moeilijk.
De VOORZITTER: De wethouder heeft duidelijk gezegd wat
de consequenties zijn van het niet aanvaarden van ons voorstel.
Wethouder DE RAAFF: Mevrouw De Bonte heeft het goed ge
hoord. Ik heb moeite moeten doen de rijksconsulent ertoe te bewegen
de subsidie die de gemeente krijgt van het ministerie van Sociale Za
ken voor de sociale werkvoorziening niet in te trekken, ondanks het
feit dat de wet op 1 januari 1970 al in werking is getreden en niet is
voldaan aan de wettelijke voorschriften,
De VOORZITTER: Deze nadere toelichting is mijns inziens vol
doende in dit stadium. De beraadslagingen over het voorstel worden
tiet heropend. Het is duidelijk dat de wethouder geen enkele twijfel
heeft laten bestaan over de manier waarop een en ander zal plaatsvinden
en ik meen dat dit ruim voldoende is besproken.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Mag ik mijn eventuele stem
motiveren?
De VOORZITTER: Dat mag vanzelfsprekend, mevrouw Van Mierlo.