19 FEBRUARI 1970. 152 De grotere openbaarheid is iets dat de culturele raad veel meer bekend heid en sympathie zal geven, zodat het werk ervan ook duidelijker wordt. Omdat Breda als centrumgemeente ook de regio wil betrekken bij de culturele raad, hoop ik dat de mensen uit de regio niet alleen benoemd zullen worden in de commissies ad hoe, maar ook in de of ficiële culturele raad. De heer SPANJER: Ik vind dit een bijzonder prettig voorstel en ik ben blij dat het college bereid is een aantal vergaderingen van de culturele raad openbaar te doen zijn. Voorgeschreven is dat tenminste twee maal per jaar openbaar zal worden vergaderd, waarnaast de mo gelijkheid bestaat zogenaamde hoorzittingen te houden. Uit de combi natie van deze twee begrijp ik dat niet alleen de mogelijkheid bestaat verslag uit te brengen van de verrichte werkzaamheden en de plannen en onderling in bespreking te brengen, maar ook dat die met andere mensen die erbij zijn kunnen worden besproken. Dat niet alle vergaderingen openbaar zullen zijn is duidelijk bedoeld om de mogelijkheid open te houden werkvergaderingen te houden die met openbaar zullen zijn. Het college heeft verder de bepaling opgenomen dat leden uit de regio kunnen worden benoemd. Ik verzoek het college al het moge lijke in het werk te stellen reeds bij de eerste benoeming van de culture le raad hierbij enkele vertegenwoordigers uit de regio te betrekken. Verder wil ik het college vragen bijzondere zorgvuldigheid aan de dag te leggen met betrekking tot de aankondiging van openbare vergade ringen van de culturele raad. Deze vergaderingen zullen namelijk niet frequent plaatsvinden zoals bijvoorbeeld de vergaderingen van de ge meenteraad. Wanneer ik echter zie hoe moeilijk het voor de bevolking is te weten dat er eens per maand op een vaste donderdag een raads vergadering is, zal dit natuurlijk bij een culturele raad, die slechts enkele malen per jaar in het openbaar vergadert, nog veel moeilijker zijn. Ik zou het namelijk betreuren wanneer de openbaarheid uitslui tend tot gevolg zou hebben dat alleen de pers aanwezig is. Niet dat ik de pers er niet graag bij wil betrekken, maar ook de belangstellen de burgers die hierbij enigermate betrokken zijn zou ik hier graag van af het begin bij aanwezig willen doen zijn. De heer VAN DER WERFF: De openbaarheid van de vergaderin gen van de culturele raad, de adviezen daarvan, de functiescheiding van de voorzitter en van de wethouder van culturele zaken, het betrekken van de regio bij de culturele raad, zijn allemaal aangelegenheden die ik op 14 november 1968 hier te berde heb gebracht. De contra-argu mentatie van het college, waardoor mijn argumenten niet werden ont zenuwd, zal ik nu niet ter sprake brengen. In dit wi jzigingsvoorstel zijn ze gelukkig opgenomen. Een wijzigingsvoorstel overigens voor een culturele raad die nog steeds slechts op papier bestaat. Wij verwachten dat deze nu spoedig realiteit zal worden. Waarom, zo is ons door sommigen voor de voeten geworpen, is toen op 14 november 1968 niet tegengestemd door de V.V.D. -fractie, in verband met de door haar en enkele leden van andere fracties

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 152