153 19 FEBRUARI 1970. gesignaleerde onvolkomenheden? Wij vonden de instelling van een dergelijke culturele raad van zodanig belang, dat wij de onvolkomen heden die wij toen signaleerden op de koop toe namen, temeer daar wij toen - en nog steeds - de mogelijkheden voor een nieuwe aanpak en de voorgestelde bundeling een verbetering ten opzichte van de bestaan de situatie achtten. Overigens krijgen wij nog voor de start van de culturele raad onze zin. Ik wil nog een vraag stellen en twee opmerkingen maken. Al lereerst echter wil ik op voorhand reeds het standpunt steunen dat straks waarschijnlijk door de heer Kramer naar voren zal worden gebracht. Dat is het standpunt dat hij vroeger heeft verdedigd en dat toen door onze fractie is bestreden. Soms ziet men echter hoe plotseling in een fractieberaad spontaan een ander standpunt naar voren kan komen. On ze fractie is nu namelijk ook van mening dat voor degenen die zitting zullen nemen in de culturele raad een presentiegeld als schadeloos stelling dient te worden overwogen, speciaal in verband met - ik wil gaarne de eer aan de heer Kramer geven, want hij heeft dit het eerst naar voren gebracht - de deelname van jonge leden van de Bredase gemeenschap. Gaarne wil ik hieraan nog een extra steuntje geven door een parallel te trekken naar de provincie. Ook voor de provinciale cultu rele raad is een vacatiegeld concreet opgenomen in het voorstel dat op 13 maart in Den Bosch zal worden behandeld. In hoeverre dit zou moeten worden doorgetrokken tot agendapunt 34 weet ik niet, maar het zal niet de bedoeling zijn dat ik daar nu over spreek. Dan een vraag: waarom functioneert de raad voor de beroeps- kunst op dit moment niet of niet meer? Hoe lang is dat reeds het ge val? Ik stel deze vraag speciaal omdat het van belang kan zijn voor de samenstelling van de culturele raad en voor de werkzaamheden daar van in de toekomst te weten waarom de raad voor de beroepskunst een noodlijdend of bloedarm orgaan is geworden. Ik ben het volledig met het college eens dat, zoals wij hebben kunnen beluisteren uit de woorden van wethouder De Raaff ter gelegenheid van het vorige agendapunt dat behandeld is, men niet met mensen moet gaan praten zolang men niet weet of de gemeenteraad een voorstel zal aannemen. Ik vind dat een bijzonder juist en zinvol standpunt van het college. Wanneer bij de raad voor de beroepskunst iets is vastgelopen of wanneer daar een ge brek is ontstaan aan een gevoel van betrokkenheid, dienen de redenen daarvoor mijns inziens ter tafel te komen. Ik veronderstel dat de wet houder van culturele zaken ons daarover wellicht zal kunnen informe ren. Ik weet niet of het, nu hij afwezig is, mogelijk is dat een ander lid van het college antwoord geeft op deze vraag, die ik na het fractie- beraad heb geformuleerd. De VOORZITTER: Alles kan! De heer VAN DER WERFF: Mijn compliment aan het college.' Ik meen namelijk dat er op dit punt een zekere tegenstelling bestaat tussen de raad voor de beroepskunst en de culturele werkge meenschap, want de laatste floreert zoals men weet en zelfs zijn, zoals

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 153