19 FEBRUARI 1970.
160
33. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET GA-
GANDEREN VAN DE BETALING VAN RENTE EN AFLOSSING VAN
EEN DOOR DE STICHTING GEZINSVERVANGENDE TEHUIZEN
VOOR GEESTELIJK GEHANDICAPTEN TE BREDA AAN TE GANE
GELDLENING TEN BEHOEVE VAN DE VERBOUWING EN INRICH
TING VAN EEN GEZINSVERVANGEND TEHUIS VOOR GEESTELIJK
GEHANDICAPTE JONGENS (PAND LIESBOSSTRAAT 23).
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Ik wil slechts onze volledi
ge instemming betuigen met dit voorstel. Wij zijn hier heel blij mee,
omdat toch wel blijkt dat hiermee in een grote behoefte wordt voor
zien, zoals ook met Huize Mirjam aan de Baronielaan. Wij zijn blij dat
er nu ook voor jongens een dergelijk gezinsvervangend tehuis zal komen.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Het doet ons zeer veel genoe
gen dat dit voorstel door het college van burgemeester en wethouders is
gedaan.
De VOORZITTER: Behalve dat wij u dankzeggen voor uw instem
ming met dit voorstel meen ik dat hier van de kant van het college niet
op behoeft te worden gereageerd.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
34. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT WIJZI
GING VAN HET REGLEMENT VOOR DE JEUGDADVIESRAAD.
De heer MELZER: U zult begrijpen, mijnheer de voorzitter,
dat onze fractie na de vergadering van augustus 1969 bijzonder weinig
moeite heeft met dit voorstel. Wij waren toen tegen het voorstel, niet
omdat wij tegen het instellen van een jeugdadviesraad waren, maar om
dat wij het voorzitterschap van de wethouder niet te combineren vonden.
U hebt ons toen niet in de gelegenheid gesteld dit in een artikelsgewijze
stemming tot uitdrukking te biengen en daarom hebben wij toen tegen
het voorstel gestemd. Het verheugt ons dat het college onze argumenten
van toen heeft overgenomen en wij wensen de jeugdadviesraad veel suc
ces.
De heer KRAMER: Het is in wezen koekoek-één-zang met de
wetenschap van het voorstel over de culturele raad. Ook in dit geval
wil ik de nadruk leggen op de vergoeding, omdat bij een juiste taak
opvatting vrije tijd normaal is.
De heer MELZER: Bedankt namens mijn dochter.'
De heer KRAMER: Wat de openbaarheid betreft nog het volgen
de. Vroeger is gesteld dat niet alle vergaderingen openbaar moeten
zijn. Hiermee zijn wij al iets verder dan met de culturele raad en ik
heb er begrip voor dat deze uitspraak nu is gedaan. Het lijkt mij heel