19 FEBRUARI 1970.
162
gemeentelijk voortgezet onderwijs de mededeling ontvangen, geda
teerd 26 januari, dat voor het scholenplan 1972-1974 voor 1 februari
een claim op het ministerie aanwezig moet zijn. Het college heeft
er toen, zoals men zal begrijpen, in ijltempo voor gezorgd, vooruitlo
pend op de beslissing van de raad, dat die claim bij het ministerie
werd gedeponeerd. Omdat wij niet graag met nagekomen stukken in
de gemeenteraad komen, hebben wij gemeend te kunnen volstaan met
een mededeling aan de afdeling voor onderwijs, in afwachting van
het voorstel aan de raad. Vandaag kregen wij evenwel bericht dat wij
voor 1 maart een raadsbesluit aan het ministerie moeten overleggen
en vandaar dat wij nu dit stuk aan de raad hebben gepresenteerd.
Wanneer de heer Kramer zegt dat wij ook die commissie had
den moeten horen, heeft hi] formeel gelijk, maar ik wil daarbij wel
opmerken dat in de tijd dat ik wethouder ben en met die commissie
heb gewerkt er drie maal een vergadering is uitgeschreven. Tweemaal
kon die echter niet doorgaan omdat wel de voorzitter aanwezig was, maar
er gebrek aan belangstelling was van de zijde van de leden van de com
missie. Ik ben graag bereid die commissie nog eens bijeen te roepen,
maar in dit geval heb ik gemeend dat het niet zo dringend was, omdat
de belangstelling niet zo overgroot is dat het noodzakelijk was die
commissie van tevoren te horen. Ook heeft de tijd daarvoor wel ont
broken.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
RONDVRAAG.
De heer VAN DER WERFF: Langs de singel liggen grote balken
voor de beschoeiing, die worden vastgelegd met prikkeldraad. Soms
slingeren slierten draad daar rond met de kans op verwondingen en
gescheurde pantalons en panty's van passanten. Kan het bedrijf op
een zekere voorzichtigheid worden geattendeerd in dezen?
De heer WOESTENBERGj In de voorlaatste vergadering heb ik
gevraagd of ten behoeve van de huisvesting in goedkope woningen
de mondelinge toezeggingen gehonoreerd zouden worden. Nu heb ik
ten antwoord gekregen dat de door het bureau Huisvesting van de ge
meentelijke sociale dienst ten aanzien van huisvestingsaangelegenhe
den gedane toezeggingen steeds schriftelijk ter kennis zijn gebracht
van belanghebbenden. Dat is een pertinente onwaarheid. Daarom
vraag ik nu opnieuw of de mondelinge toezeggingen die destijds door
de chef van het bureau Huisvesting zijn gedaan gerealiseerd zullen
worden. Ik wil daar schriftelijk een antwoord op hebben, omdat het
hier gaat om urgente gevallen.
Vervolgens heb ik nog een "gepeperde" vraag. Waar is het
zout gebleven waarom ik heb gevraagd? Toevallig is het nu inderdaad
hard gaan sneeuwen. Ik heb destijds gezegd: de dagen gaan lengen,
de winter k&n gaan strengen. Per ongeluk heb ik nu gelijk gekregen;