178
12 MAART 1970
Het is duidelijk, dat bij een dergelijke tegen alle fatsoensnormen in
druisende gebruiksvorm geen passend onderhoud mogelijk is; niettemin
zal getracht worden het terrein in een zo aanvaardbaar mogelijke staat
te houden.
VRAAG.
De heer MELZER zegt dat namens een aantal bejaarden en invaliden
bij het college een verzoek is ingediend om de hengelsport te mogen be
oefenen in de gemeentelijke vijvers. Hij vraagt of net college spoedig
antwoord wil geven op dat verzoekl
ANTWOORD.
Inmiddels hebben wij besloten in beginsel onze medewerking te verlenen
aan het verlenen van het visrecht op de Wilhelminavijvers aan de bedoelde
bejaarden en invaliden. De vertegenwoordiger van deze gegadigden heeft ons
toegezegd een hengelaarsvereniging te zullen oprichten, waarna aan deze
vereniging het visrecht kan worden verhuurd. Nagegaan wordt nog of meer
gemeentelijke wateren voor dit doel ter beschikking kunnen worden gesteld.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester er. wethouders oesloten.
3a. VERZOEK VAN DE HEER DRS. Y. P. W. VAN DER WERFF TOT HET
MOGEN HOUDEN VAN EEN INTERPELLATIE.
De VOORZITTER: Met mijn brief van 10 maart 1970 heb ik de raad
ervan in kennis gesteld dat het lid de heer van der Werff ingevolge artikel 12
van het reglement van orde een interpellatie wenst te houden aan de hand
van een aantal vragen die ik de raad heb doen toekomen en waarvan ik
dus mag aannemen dat men van de inhoud daarvan op de hoogte is.
Ingevolge hetzelfde artikel 12 moet ik de raad ook vragen of hij
ermee kan instemmen dat er over deze zaak een interpellatie wordt ge
houden. Ik kan eraan toevoegen dat het college bereid is eventueel direct
te antwoorden. Zoals men weet biedt artikel 12 ook een andere mogelijKheid,
maar wanneer de raad de interpellatie toestaat wil het college graag direct
antwoorden.
De heer VAN LOON: Staat u mij toe, mijnheer de voorzitter, dat ik
over het toestaan van de interpellatie een korte verklaring afleg?
De VOORZITTER: Als daarmee de vraag in discussie is of de raad al
dan niet zal toestaan dat de interpellatie gehouden wordt.
De heer VAN LOON: Ik spreek op dit moment wel als fractievoorzitter,
maar niet namens de fractie. Ik kan dat ook niet doen, omdat wij het stuk
dat wij via u hebben gekregen eerst op een zodanig tijdstip hebben ont
vangen dat overleg met de fractie niet meer mogelijk was.