182
12 MAART 1970
emeentewege suiker in mijn koffie zou krijgen en de wethouder onder -
ield contacten met een suikerbieten verwerkende industrie of zelfs met
een rietsuikerplantage op Cuba, dan zou ik echt geen enkel probleem
zien. De betrokkene heeft echter een functie bij een bedrijf dat in voort
durend contact staat met de gemeente, dat voortdurend betalingen moet
verrichten of gelden ontvangen en dan vraagt men zich toch af of alle ver
richtingen van financiële aard en of alle opleveringen binnen de gestelde
termijnen zijn geschied en of er over en weer geen enkele klacht, geen
enkel punt van frictie bestaat. Een wantrouwen c'.,.'c wel'iel' in net geheel
niet gewettigd is, maar aannemers plegen slechts zijdelings voor het alge
meen belang te werken, doch direct voor eigen belang. In mijn maat
schappelijke opvatting is daar niets tegen en betekent het zelfs een sti
mulans, maar dan moeten wij niet algemeen belang en eigen belang
verstrengelen en een onduidelijke situatie tolereren.
Toen de Amsterdamse Ballast Mij. een firma overnam waardoor
die maatschappij een belang kreeg op Eindhovens grondgebied, bedankte
de burgemeester aldaar prompt voor zijn commissariaat bij die maatschappij.
Staat u mij toe, mijnheer de voorzitter, op één aspect ter toelichting
de aandacht te vestigen. Ik citeerde zojuist de tekst van artikel 26 lid c
van de gemeentewet, geldend voor alle raadsleden. Zelfs in deze vorm
echter voor gewone raadsleden -- vandaar speciaal mijn vierde vraag --
wordt de tekst niet voldoende scherp geacht. Blijkens het advies van de
commissie-Oud en blijkens het voorlopig ontwerp van de gemeentewet,
herziene uitgave van 1967, zijn in de redactie van het voorgestelde ar
tikel 16 -- d.w.z. het oude artikel 26 -- de bepalingen en de opsomming
van voor raadsleden verboden handelingen aanzienlijk uitgebreid. Daaraan
bestond en bestaat kennelijk behoefte. Ook het advies dat terzake is uit
gebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in mei 1968
Suidt in die richting. Pikante bijzonderheid is misschien dat de heer
Hijlkema deel van net comité uitmaakte. Naar de intentie van de wet
en naar de geest van deze tijd acht ik het in één persoon verenigd zijn
van de publieke betrekking van wethouder van openbare werken en van
particulier adviseur van een in dezelfde gemeente opererende bouwonder
neming onjuist en vandaar de door mij geformuleerde vragen waarvan
ik u in kennis heb gesteld. Ik hoop dat het antwoord daarop mijn bezorgd
heid zal wegnemen.
De heer WOESTENBERG: Ik heb hier al vaker betoogd dat het mijns
inziens een kwalijke zaak is dat aannemers, leveranciers, enz. bij één
wethouder terecht komen, waardoor maar al te vaak dezelfde grote aan
nemers, zoals Zeebregts en die andere uit Tilburg, de gunning krijgen
en die doorspelen naar onderaannemers. Men behoeft er helemaal geen
kwade gedachten op na te houden. De heer Vermeulen heeft eens lakoniek
opgemerkt dat ik zou hebben gezegd dat er handjeklap wordt gespeeld en
dat het onder de tafel door gaat. Mijn antwoord was: dat heb ik niet ge
zegd, maar ik heb er wel aan gedacht. Dat was echter een andere zaak.
Het is merkwaardig dat men dit nu naar voren brengt en ik geloof
dat wij dit hoofdzakelijk moeten zien in het licht van de verkiezingen.
Het lijkt wel een tweede De Sade-kwestiel Wat ik geloof is dat men hier
en daar zeteltjes probeert vast te houden die straks dreigen weg te vallen.