183
12 MAART 1970
Ik wil niet buiten de orde gaan, maar ik meen tegenover wethou
der Vermeulen eens een soort wantrouwen te hebben uitgesproken en te
gelijk tegen de vroegere wethouder van sociale zaken, die nu -- wat mij
betreft gelukkig -- weg is. Ik heb het samenspel met deze vorige wet
houder van sociale zaken gehekeld en heb toen drie maal moeten vragen
of ik mocht interpelleren. Uiteindelijk werd mij dat toegestaan, maar
toen is mij het woord ontnomen, hetgeen u niet siert. Zoals men nog
zal weten ben ik toen weggelopen.
Ik wil wel stellen dat er heel wat dingen in Breda gebeuren, wan
neer men alleen al bedenkt dat de -- straks ex- -- wethouder al per
16 februari die functie heeft aanvaard en toch aanblijft, ook al heeft hij
het, zoals men zegt, openlijk gepresenteerd. Hij heeft dus een dubbele
functie. Dat doet mij in ons katholieke Breda aan bepaalde boeken denken
-- ik ben zelf ook katholiek opgevoed -- zoals "Zijne excellentie Eugène
Rougon" van Emile Zola, waarin wordt verteld van een Parijse wethouder.
Wanneer men wist dat toen bepaalde straten zouden worden doorgebroken,
steeg de grond enorm in prijs. Dat was ook toen al het geval, er is niets
nieuws onder de zon, de geschiedenis herhaalt zich. Wij hoeven elkaar
geen Mietje te noemen, wij weten allemaal dat wij hier bij elkaar zijn
om open te vergaderen. Al te veel wordt -- daar blijf ik op hameren --
alles in enkele fracties bedisseld. Het woord "seniorenconvent" zegt mij al
niets meer, omdat een paar groeperingen daar helemaal niet in voorkomen,
waaronder ik. Er waren wel degelijk zaken, zoals ik destijds heb gesteld,
bij openbare werken die aan een nader onderzoek onderworpen mochten
worden. Ik heb zelfs een schrijven gericht aan H.M. de Koningin, zoals
ik bekend mag veronderstellen. Ik kreeg daarop het merkwaardige bericht
van Binnenlandse Zaken
De VOORZITTER: U bent wel erg vaag, mijnheer Woestenberg.
De heer WOESTENBERG: Nee nee, dat is niet vaag.
De VOORZITTER: Op het ogenblik well
ne
De heer WOESTENBERG: Daar werd juist op gewezen dat het vaag ze
was, maar dan wil ik een vaagheid aan de andere kant formuleren. Wij W
kennen immers het principe van hoor en wederhoor. Wat er ook gebeurt be
in de wereld, in Breda of elders, als er een aanklacht is volgt er hoor m
en wederhoor. Wanneer er een aanklacht is moeten beide partijen wor- in
den gehoord, anders is het niet. Dat is hier niet gebeurd. Het ministerie m
van Binnenlandse Zaken -- waar zoals mij bekend is veel Tilburgers w<
zitten -- schrijft mij dan: "De in uw brief vervatte klachten zijn overigens he
dermate vaag geformuleerd, dat ik voor een nader onderzoek geen termen hc
aanwezig acht." Maar er is niemand bij mij geweest om te vragen hoe le
het zat. Ik wil het geval-Beurs helemaal buiten beschouwing laten, want vi
er zijn nog wel enkele andere zaken. Ik noem alleen maar het schaduw- kt
archief, dat in elke gemeente aanwezig dient te zijn. Als het gewone dé
archief er niet is dient het schaduw-arcliief er te zijn.