184
12 MAART 1970
De VOORZITTER: Mag ik u er nu echt op wijzen dat die interpellatie
aan de orde is?
lij
De heer WOESTENBERG: Die interpellatie is van de heer van der
n Werff en daar zal ik mij dan toe beperken, maar ik wil dit zijdelings toch
even opmerken. Wanneer de heer van der Werff interpelleert omdat hij
die berichten gelezen heeft, die hij van kwalijke aard vindt, komt het mij
tegelijkertijd zeer vreemd voor dat hier in twee vorige vergaderingen door
vrijwel alle fracties de lof van wethouder Vermeulen is bezongen. Maai
de heer van der Werff staat nu eenmaal op de kandidatenlijst voor de ver-
j kiezingen, dus het is duidelijk dat er wel een politiek stuntje in zit. De
heer Vermeulen heeft goed gewerkt en duidelijk gewerkt en een geweldige
ken prestatie verricht voor Breda. Ik wil daar graag in meegaan, maar ik heb
ne geen lofzang laten horen en in het dagblad De Stem stond ook ten onrechte
er. dat ik de begroting van openbare werken heb goedgekeurd. Dat heeft De
m, Stem er zelf van gemaakt. Gisteren werd een partij-aanvoerder in Breda
s gevraagd: maakt u dat alleen uit? Dat kan niet, men kan kamerlid zijn
of burgemeester, maar men maakt de wet niet alleen uit. Dat is mijn
i opvatting. Dat kan ook een dagblad niet, zelfs al heeft dat het monopolie.
ij al De VOORZITTER: U moet zich echt beperken, mijnheer Woestenberg,
men, want dat gaat niet goed zo.
d,
i De heer WOESTENBERG: Ja, dat gaat wel goed zo, dat gaat heel goedl
Is
:ht j De VOORZITTER: Nee, het gaat helemaal niet goedl
De heer WOESTENBERG: Ik meen dat het heel goed gaatl Maar
goed, ik zal mij beperken.
De VOORZITTER: Ja alstublieft, als u wilt.
De heer WOESTENBERG: Het is toch een beetje een rare zaak wan
neer men tegelijkertijd voor A en voor B werkt. Ik wil niets ten nadele
l zeggen van de heer Vermeulen, daarvoor ken ik hem te kort als wethouder,
j Wat ik bedoel is: op een gegeven moment ligt er een probleem. Stel bijvoor-
t beeld dat men als particulier iets bestelt en dat is niet in orde. Wanneer
men zowel aan de ene als aan de andere kant zit, hoe kan men het dan
in vredesnaam nog eerlijk beoordelen? Al zou men eerlijk willen zijn,
.e men kan nu eenmaal niet twee heren dienen, zoals een bekend spreek
woord zegt. Men wil de heer Vermeulen, zij het tijdelijk, in de gelegen-
;ens heid stellen twee heren te dienen. Wat de heer Vermeulen :a zijn wet-
nen houderschap gaat doen kan mij niet schelen. Ik hoop dat hem een lang
leven beschoren is en dat hij heel gelukkig zal zijn, maar op dit moment
•nt vind ik dat een kwalijke zaak. In de wet staat ook dat hij van zijn functie
f- kan worden ontheven, dan kan hij bij Zeebregts zijn werk gaan doen, maar
dat vind ik evengoed een kwalijke zaak.