192
12 MAART 1970
Er is hier verder het woord "prudent" gebruikt, maar ik vind het
zeer imprudent om in deze tijd op deze manier te handelen. Wanneer
de wethouder in dit geval nu eens mij om advies zou hebben gevraagd
-- dat zal hij wel nooit doenl -- zou ik hem hebben gezegd dat hij dat
beslist niet zou moeten doen, zeker niet in deze tijd van voortgaande
democratisering, enz.
Ik wil besluiten met de opmerking dat, wanneer gevraagd wordt
of het aanblijven van de wethouder in overeenstemming is met het al
gemeen belang, zijn capaciteiten boven alle twijfel verheven zijn, al
thans voor de periode die ik heb genoemd en die nu op een eind loopt.
De vraag is echter of hij in deze dubbele functie voor het oog van de
Bredase bevolking politiek of moreel of hoe dan ook nog het algemeen
belang dient. Het zal duidelijk zijn dat ik die vraag op dit moment --
de wethouder heeft zelf nog niet gesproken -- ontkennend moet beant
woorden. Na wat er gebeurd is en omdat deze zaken niet van elkaar kun
nen worden gescheiden vind ik het niet in het algemeen belang wanneer
de wethouder aanblijft. Aan de andere kant geldt dit, zoals ik reeds heb
gezegd, het gehele college, ik wil de heer Vermeulen niet tot zondebok
uitroepen.
In zijn laatste vraag stelt de heer van der Werff het probleem aan de
orde wat er gebeurt als de meerderheid van de raad een andere mening is
toegedaan dan het college. De voorzitter heeft duidelijk gemaakt dat er
dan inderdaad sprake is van een vertrouwenscrisis. Ik ben echter van me
ning dat juist wanneer de meerderheid van de raad het college blijft steunen,
zoals altijd het geval is, er een vertrouwenscrisis ontstaat, niet in de raad
maar in de Bredase gemeenschap. Dat vind ik heel ernstig en daarom zou
ik bijzonder graag zien dat men bij de verdere behandeling van deze zaak
nog eens heel ernstig overweegt of het algemeen belang inderdaad is ge
diend met het aanblijven van de wethouder, zoals de heer van Loon heeft
gesteld.
De heer MELZER: Mijn naam is hier een paar maal genoemd door
de heer van Loon, de heer Kroon en de heer von Schmid. De laatste heeft
zich erover verbaasd dat de heer van der Werff het woord heeft gevoerd
en niet ik. Ik meen echter dat het ieder lid van de raad vrij staat een
interpellatie te houden. Wij hebben dat al eerder meegemaakt in Breda.
De heer VON SCHMID: Het gaat om de argumentatie waarmee dat
gebeurtl
De heer MELZER:ook met de wijkverwarming bijvoorbeeld,
die ook een bijzonder belangrijke zaak was. Toen heeft de heer van
Duijl eer. interpellatie gehouden.
Ik wil nog wel even terugkomen op de vergadering van de afdeling
voor openbare werken. In die vergadering heeft de wethouder meegedeeld
dat hij een aanbieding had geaccepteerd om adviseur te worden van een
bouwonderneming. Ik heb toen gevraagd welke maatschappij dit was en
daarop luidde het antwoord: Zeebregts. Ik heb toen ook gezegd dat ik,
met alle waardering voor de heer Vermeulen en overtuigd van zijn inte
griteit, moeilijkheden voorzag wanneer er sprake zou zijn van leveranties