193
12 MAART 1970
van Zeebregts aan de gemeente. Ik meen dat die nogal veelvuldig voor
komen in Breda. De heer Vermeulen heeft toen gesteld dat in die geval
len een andere wethouder voor hem zal optreden.
Die mededeling kwam daar zomaar op tafel en mag men daar dan
alstublieft nog eens over nadenken? Ik bedoel maar, het college heeft
twee weken moeten nadenken over De Sade. Wij hebben over deze zaak
een fractieberaad gehouden, hetgeen naar ik meen noch de heer Kroon,
noch de heer van Loon heeft gedaan. Ik vond dit namelijk een dermate
belangrijke zaak, dat ik het nodig vond mijn fractiegenoten hiervan on
middellijk in kennis te stellen.
De heer KROON: Ik ook!
De heer MELZER: Dan neem ik dat ten aanzien van u direct terug,
mijnheer Kroon. Wij hebben hierover uitvoerig beraadslaagd en daarbij
zijn wij gekomen tot een opsomming van werkzaamheden die in Breda
worden verricht. Daarbij voorzien wij moeilijkheden, ook wanneer een
andere wethouder het van zijn collega Vermeulen overneemt. Er is altijd
nog samenspraak in het college en de mogelijkheid van frictie binnen het
college. Ik wil niet alle details noemen, maar het is toch wel merkwaar
dig dat wij nog j.l. vrijdag in de afdeling voor financiën bepaalde trans
acties met Zeebregts hebben moeten bespreken.
De heer SPANIER: Uiteraard hebben ook wij de zaak in onze fractie
besproken en aangezien het hier om een lid van onze fractie gaat zal ik
mij uiteraard beperken. Samen met de wethouder hebben wij uitvoerig
nagegaan welke wettelijke regelingen er zijn op dit gebied en daarbij
zijn wij tot de conclusie gekomen dat hetgeen gebeurt niet in strijd is
met de wet.
Dat wil niet zeggen dat wij gelukkig zijn met de huidige formu
lering van artikel 26 van de gemeentewet; ook wij zouden graag zien
dat die duidelijker was, maar zij staat nu eenmaal zo in het boekje.
In feite heeft de wetgever zich op twee punten hiermee bezig ge
houden, namelijk in de wachtgeldregeling en in het bewuste artikel 26.
De wachtgeldregeling is van zeer recente datum. Ik moet aannemen dat
de wetgever voldoende gelegenheid heeft gehad om, wanneer hij dit nodig
oordeelde, andere maatregelen te nemen of verdergaande voorschriften
uit te vaardigen. Ik heb echter het idee dat de wetgever grote waarde heeft
gehecht aan de ambtseed en de zuiveringseed en ik wil er op wijzen dat,
noewel dit voor sommigen misschien niet geldt, die kunnen worden be
schouwd als een grendel tegen verkeerde handelingen. Persoonlijk hecht
ik er grote waarde aan. In laatste instantie is er altijd nog de rechter,
die achteraf eventuele misstanden die zouden kunnen voorkomen kan
rechtzetten. Ik geloof niet dat wij als raad ons een houding moeten
aanmeten van een soort preventieve controle.
De heer VAN DER WERFF: Het college is als zodanig politiek aan
gezocht en wij vormen een politiek lichaam. Ik meen ook dat dat geen
schande is. Aan het begin van de rit verdeelt het college de taken, maar
uiteraard kan het daarin tussentijds wijzigingen aan brengen. Ik heb daarop