19
15 JANUARI 1970
Geconfronteerd met de tragedie die zich in Biafra voltrekt leeft bij
de bevolking, niet alleen van Breda maar van geheel Nederland, een
sterke drang tot hulpverlening. Hoewel hier strikt juridisch gezien geen
taak ligt voor het gemeentebestuur en het gemakkelijker is hulpverlening
door het gemeentebestuur te bestrijden dan te verdedigen, ligt hier huma
nitair gezien wel degelijk een taak, naar mijn mening zelfs een plicht.
Hoewel de financiële situatie van de gemeente niet rooskleurig is,
heeft een bedrag in de orde van grootte als gevraagd wordt -- door mij
is een voorstel bij u ingediend een kwartje per inwoner beschikbaar te
stellen, het spijt mij dat u dit voorstel in uw toespraak niet hebt genoemd -
geen wezenlijke invloed op het totaal van de begroting. Het gaat mijns
inziens niet om het bedrag als zodanig, maar om de vraag of Gedeputeerde
Staten het gemeentebestuur zullen toestaan een bedrag voor hulpverlening
aan Biafra over te maken. Het verheugt mij dan ook dat het college heeft
toegezegd de mogelijkheden van een schenking te zullen onderzoeken.
Daardoor wordt voorkomen dat wij vanavond een besluit nemen dat moge
lijkerwijs niet door Gedeputeerde Staten wordt goedgekeurd omdat niet
is voldaan aan bepaalde, op dit ogenblik nog niet bekende, voorwaarden.
Indien door Gedeputeerde Staten de eis wordt gesteld dat eerst ruimte
in de begroting moet worden gevonden, dan dient deze ruimte zodanig te
worden gecreëerd dat voorkomen wordt dat bijvoorbeeld door de inkrim
ping van bepaalde activiteiten ambtenaren moeten worden ontslagen, die
daardoor eenzijdig voor deze actie zouden moeten betalen. Gezocht dient
mijns inziens te worden in de richting van beperking van de uitbreiding
van activiteiten.
Ik ben blij dat er vanavond, nu deze zaak leeft bij de bevolking,
gelegenheid is er iets over te zeggen, want het transportprobleem van
thans zal ongetwijfeld plaats maken voor het financiële vraagstuk. Tegen
die tijd zijn er echter weer andere zaken die onze aandacht vragen, waar
door de mogelijkheid bestaat dat Biafra dan niet de aandacht zou krijgen
die het nodig heeft. Ik hoop dat de serieuze pogingen van het college
om te onderzoeken of een schenking mogelijk is succes zullen hebben
en dat de raad op zeer korte termijn een voorstel tot het verlenen van
hulp aan Biafra zal worden aangeboden.
De heer WOESTENBERG: Het is een heel groot drama dat zich in
Biafra voltrekt, ik noem het een broederoorlog. Die is echter ontstaan
door de politiek en door vele grote kapitaalbelangen, zoals de oliebe-
langen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat bepaalde politieke
partijen over deze droevige situatie heen nog een soort politiek succesje
willen behalen.
Bij de ingekomen stukken zie ik ook een brief van het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Asten bij Eindhoven, die
voorstellen de presentiegelden van raadsleden beschikbaar te stellen. Ik
geloof dat men beter zou kunnen voorstellen, om de mensen in Biafra
werkelijk te helpen, dat iedereen bijvoorbeeld \W]o van zijn maand
salaris geeft, maar geen aanslag te doen op het presentiegeld. Ik vind
dit een aanslag op de privacy van de raadsleden. Of men het daar nu
mee eens is of niet, ik ben het er niet mee eens. Wel ben ik er voor
een percentage vast te stellen van het salaris van iedereen, ook van
ambtenaren en raadsleden, en dit gecontroleerd op te sturen naar Biafra.