206 12 MAART 1970 cat op een correcte wijze gebeurt, hetgeen mijns inziens tot nu toe het geval is. Is dit een voorstel uit angst, vraagt de heer Woestenberg verder. Ik zou niet weten uit welke angst het collége dit voorstel zou moeten coen. Ik geloof niet dat men bij Oelaat moordplannen koestert, dus welke angst zouden wij moeten hebben voor een groep jonge mensen cie in een blad op duidelijke wijze zijn opinie bekendmaakt? Ik zou riet weten op welke wijze het college in dit opzicht ook maar enige angst zou moeten hebben, zolang het college zich niet op het standpunt plaatst dat Oelaat alleen een garantie krijgt wanneer het minder hard is en dat is, zoals ik reeds heb gezegd, allerminst de bedoeling. De heer WOESTENBERG: Het college zou bang kunnen zijn voor een scherpe pen! Wethouder GIELEN: Het voorstel is niet behandeld in de afdeling voor financiën. Het spijt mij dat er dan sprake geweest moet zijn van een kortsluiting, maar ik meen dat het voor het wezen van deze zaak niet zc verschrikkelijk belangrijk is. Het zou in de afdeling voor financiën rlleen ter sprake komen omdat het om een garantie gaat en omdat voor stellen tot het verlenen van garanties nu eenmaal in die afdeling moeten v/orden gebracht. Ik geloof wel dat mijn collega van financiën betreurt dat er door bepaalde omstandigheden een misser is geweest. Bovendien meen ik dat is getracht dit telefonisch recht te zetten. De heer Kroon zegt tegen het voorstel te zijn omdat er geen be hoefte aan het blad is. Of die behoefte er is zullen wij echter moeten afwachten. Daarom helpen wij die jonge mensen een maand of zes, opdat zij kunnen laten zien of dit inderdaad het geval is. Het is best mogelijk dat straks een heleboel mensen in Breda met verlangen zullen uitzien naar de "lag dat Oelaat weer in de bus valt. De heer van Caulil vindt de bijdrage niet verantwoord omdat, zo zegt hij, de plaatselijke pers er immers is. Ik meen echter dat de plaatselijke pers een andere taak heeft dan men van een dergelijk blac kan verwachten. De heer van der Werff vraagt welke de consequenties kunnen zijn van deze subsidie. Ik kan hem daarop niet antwoorden, Wij zullen moeten afwachten of ons meer van dergelijke verzoeken zullen bereiken. Mocht c it inderdaad het geval zijn, dan zullen wij die allemaal op hun merites moeten beoordelen. Het spijt mij dat de heer Kramer een ander standpunt meent te moeten innemen dan aanvankelijk in de afdeling. Ik heb daar begrip voor en ik neem het de heer Kramer ook helemaal niet kwalijk dat hij er nu anders over denkt. De heer VAN CAULIL: De wethouder heeft mij helemaal niet kunnen overtuigen. Ik heb gesteld dat het college het verantwoord vindt en daarbij heb ik duidelijk gevraagd of de wethouder mij kan vertellen welke boodschap dit blad brengt, die deze bijdrage verantwoord maakt. Hij gaat daar echter eenvoudig aan voorbij door te zeggen"van Caulil c.cht het niet verantwoord", maar daarmee draait hij de zaak om. Ik heb

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 206