207 12 MAART 1970 duidelijk gevraagd mij uit te leggen waarom het verantwoord is. Ik kreeg de indruk dat dit profeten zijn van deze tijd, die een bijzondere boodschap hebben. Uit de woorden van de wethouder heb ik wel de indruk gekregen dat het mensen zijn die wij om een boodschap kunnen sturen, gezien de resultaten, maar het gaat mij om de boodschap die zij brengen. Wat hebben zij ons te vertellen? Wat hebben zij ons voor nieuws te brengen? Het is duidelijk dat het niet om het gewone nieuws gaat, maar wat heeft deze groep voor bijzonders dat het rechtvaardigt dat zij bij uitzondering deze subsidie krijgen? De wethouder zegt dat het hardwerkende jongelui zijn, misschien kan hij mij vertellen hoe hard er dan gewerkt wordt. Ik heb alle bewon dering voor die vijf nummers die al uitgegeven zijn, maar waren er op die vijf nummers nu ook al tekorten en moeten wij die ook nog terug betalen? Dan vind ik het toch wel een heel nare geschiedenis, want zij geven een blad uit en sturen de rekening naar de wethouder van financiën met de woorden: wij hebben zo hard gewerkt, hier is de re kening. Ik weet niet of wij daar nu wel zo gelukkig mee moeten zijn. Ik zou zeggen: laten ze wat minder hard werken en die rekeningen achterwege laten. Ik ben helemaal niet overtuigd. Men heeft allerwege bewon dering voor het blad en men wil de makers ervan een kans geven. Ik heb in eerste instantie ook helemaal niet gezegd dat het mijn bedoeling was ze helemaal geen kans te geven, maar dit vind ik geen stijl. Ik kan dan ook niet met dit voorstel akkoord gaan. De heer G. GIELEN: De wethouder heeft verteld dat de oplage van Oelaat gegroeid is van 500 exemplaren bij het eerste nummer tot 1200 bij het vijfde. Op die manier kan ik mij voorstellen dat zij aan het einde van het jaar de 10. 000 hebben bereikt. In dit verband heb ik een vraag aan de wethouder. Zou het niet mogelijk zijn te proberen deze mensen aan het eind van het jaar te laten ter. gkomen met een afrekening? Ik kan mij voorstellen dat, wanneer men een garantie geeft van 6000, --, dit geld aan het eind van het jaar toch wel op zal zijn. Tevens wil ik de wethouder vragen welke maatstaven hij denkt aan te leggen wanneer er andere bladen komen, want die komen er onherroe pelijk. De heer VAN DER WERFF: Kent de heer Gielen de huidige rente voor kapitaal? De heer G. GIELEN: Waarom vraagt u dat, mijnheer van der Werff? De heer WOESTENBERG: De wethouder heeft slecht geluisterd of hij heeft mij verkeerd verstaan. Een van mijn vragen is gewees? hoeveel van dergelijke blaadjes hij denkt te gaan garanderen in de toekomst, niet hoeveel er zullen komen. Dat kan niemand namelijk voorzien. Ik zie er al heel gauw een verschijnen. Ik heb alleen maar gevraagd of men denkt aan al die blaadjes een garantie te verlenen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 207