212 12 MAART 1970 te beschikken over de rente van de reserves. Ik weet wel dat het voorstel over de reserves een maand is opgeschoven, maar toch zal ik gaarne ver nemen of het wellicht mogelijk is wanneer wij dit voorstel aannemen cm, indien in april blijkt dat er ruimte is in de reserves, deze zaak terug te draaien en te beschi! :en over een deel van de rente van de reserves. De heer VAN DUIJL: Op pagina 2 van het stuk staat in het midden dat men als uiterste redmiddel zijn toevlucht zal moeten nemen tot huur- oozegging. Deze zin doet mij de vraag stellen, omdat huuropzegging nu eenmaal een zeer on: angename zaak is met name voor de bewoners zelf, in hoeverre van dit uiterste middel gebruik zal worden gemaakt en verc er of er duidelijke en scherp omlijnde richtlijnen zullen worden gegeven, oodat deze huuropzeggingen tot het uiterste kunnen worden beperkt. De heer SPANJER: Ik wil graag met deze regeling instemmen. Niet omdat ik die zo gelukkig vind, want ik heb de indruk dat het pro bleem waarmee wij kampen hierdoor maar voor een heel klein deel zal worden opgelost. Ik zie echter in dat wij niet anders kunnen. Wij kunnen geen hogere bedragen vaststellen en de gemeente heeft nu eenmaal slechts een betrekkelijk klein aantal woningwetwoningen in handen. Het zal dus niet zo vreselijk veel effect sorteren. Om echter toch het maximum eruit te halen van wat er misschien in zit, wil ik met nadruk vragen dat men zorgt voort"-.nodige publiciteit en dat men, als het enigszins kan, probeert de woningbouwverenigingen ertoe te brengen dat zij in ieder geval ook met hun woningwetbezit mee doen. De heer KROON: Ik ben blij met dit voorstel, dat betrekkelijk kort na de algemene beschouwingen, waarbij ik er nadrukkelijk op hel aangedrongen dat een doorstromingsregeling in het le -n zou worden ge roepen, aangepast aan de rijksregeling, aan ons is voorgelegd. Ik ben mij ervan bewust dat dit maar een geringe poging is om de nood die op dit gebied heerst op te lossen, maar ik meen ook dat wij op dit moment niet verder kunnen gaan, gezien de bestaande voorschriften. Ik ben er echter blij mee en ik hoop dat wij, wanneer de regeling straks wordt uitgebreid, hiermee zullen doorgaan. De heer BARIJ: Ik lees in het voorstel dat het college verwacht dat de stroom van ontruimingsbeschikkingen in 1970 niet zo omvangrijk zal zijn als in 1969. Ik zou graag willen weten waarop men deze verwachting baseert. Vervolgens wil ik een vraag stellen n.a.v. artikel 1 van het be sluit, waarin staat dat burgemeester en wethouders de vergoeding willen toekennen niet alleen na een vrijwillige, maar ook na een gedwongen ontruiming. Het komt mij op het eerste gezicht wat vreemd voor dat iemand die niet heeft voldaan aan een verzoek tot ontruiming en die ver volgens met de sterke arm tot ontruiming moet worden gedwongen, ook nog een beloning krijgt van de overheid. Gaarne zou ik hierover enige ophel dering ontvangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 212