216 12 MAART 1970 werk moeten verrichten voordat zij aan een beter salaris komen. In die zin bedoel ik dat die mensen in zekere zin worden gestraft voor hun harde werken in die voorgaande jaren toen zij nog op een laag salaris zaten. Wanneer zij dan na jaren van hard werken een klein beetje geluk hebben gekregen en een beter inkomen hebben voel ik het voor die kleine categorie als een bestraffing, niet voor de ambtenaren, die ook vrij veel in woningwetwoningen wonen, want die kennen een regelmatige inkomens stijging. Wethouder VERMEULEN; Ik. moet ervan uitgaan dat de heer Barij weet waarover hij praat en dat is dan alleen maar teleurstellend voor onze verwachtingen. Wanneer hetgeen hij vermoedt inderdaad uitkomt, betekent dat dat er in 1970 een groter aantal vonnisgevallen zal moeten worden ge holpen dan in 1969 al het geval was en daarmee worden de moeilijkheden natuurlijk nog groter. Ik hoop --en hij waarschijnlijk met mij -- dat hij in zijn vermoeden teleurgesteld wordt. Laten wij er samen maar het bes e van hopen. Ik constateer verder dat. hij met mijn verklaring van artikel 1 akkoord gaat. Wat de opmerking van de heer Woestenberg betreft kan ik slechts zeggen dat iedere ontruiming of doorschuiving tegen de aanvankelijke bedoeling van de mensen in op zichzelf in feite een straf is. Ik kan mij voorstellen dat men een woning heeft waarin men om allerlei redenen graag woont. Nu dient zich echter de woningnood aan -- men moet dit namelijk altijd zien in de context van die nood -- en nu moet tegen elkaar worden afgewogen welke belangen het zwaarst moeten wegen. Dan meen ik toch dat het zwaarst moet wegen het vrijmaken van wo ningen voor mensen met lage inkomens, die een woning in de nieuw- bouwsector niet kunnen betalen. Wanneer de heer Woestenberg persisteert bij zijn opvatting dat een kleine categorie door deze regeling wordt ge straft, dan geloof ik dat wij dat voor lief moeten nemen, omdat daar tegenover staat dat wij andere mensen goed kunnen helpen die wij anders niet zouden kunnen helpen. Bovendien zal iemand die moet verhuizen uiteraard altijd een vervangende woning worden aangeboden, dus men komt niet op straat te staan, zoals de heer Woestenberg toch zal hebben begrepen. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 12. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VERLENEN VAN EEN VOORSCHOT OP DE VERGOEDING EX ARTIKEL 73 VAN DE KLEUTERONDERWIJSWET VOOR HET JAAR 1970 AAN DE BESTUREN VAN DE BIJZONDERE KLEUTER SCHOLEN. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 216