15 JANUARI 1970
21
aan ons voordoet. Welke van deze objecten moeten wij kiezen? Die
gen objecten die toevallig juist in het licht van de openbaarheid en de
heeft publieke opinie staan? Of de talloos vele stille en trieste noden waarvan
al wij het bestaan nauwelijks kennen, maar die wij wel degelijk zouden
en kunnen en moeten weten? Ik zie dan een dermate groot aantal beroepen
op de financiële middelen van de gemeenten, dat het zelfs voor onze
redelijk welvarende stad een volslagen onmogelijkheid is eraan te vol
doen. Ook in onze eigen stad liggen nog vele taken, maar daarover
zal ik het uiteraard niet hebben, gezien het enorme verschil in impor
tantie.
Toch betwijfel ik of de Bredase bevolking, namens welke wij hier
zitten, de gedachtengang van de heer Kwakkenbos en de zijnen zo zal
kunnen volgen als door hen wordt voorgesteld. Niemand zal de initiatief
nemers niet individueel respecteren, doch laten zij dan een beroep doen
op de individuele burgers van Breda. Dat staat nu niet alleen vrij, dat
wordt ook alleszins toegejuicht en dan zijn de verantwoordelijkheden
zuiver gesteld.
Los daarvan wil ik nog stellen dat ik persoonlijk een zekere twijfel
koester of datgene wat het moeilijkste is bij elke hulpverlening, namelijk
de distributie en de kans dat de goederenstroom ook ten goede komt aan
de slachtoffers, voldoende gewaarborgd is. Dit is uiteraard een zaak van
internationale commissies en controle, maar ik acht de vooruitzichten
in dezen op dit moment uitermate ongunstig.
De heer KROON: De vreselijke tragedie in Biafra heeft ongetwijfeld
in de laatste dagen ons allen beziggehouden. Ongetwijfeld heeft ieder
die in deze stad verantwoordelijkheid draagt zich ook afgevraagd wat wij
kunnen doen. Evenals velen onzer heb ook ik de uitzending gezien waar
in de heer Imkamp een beroep deed op alle gemeenten. De eerste reac-
om ties is dan dat dit inderdaad nog niet zo gek zou zijn. Wanneer alle ge-
n meenten het zouden doen, zou er een aantal kinderen geholpen kunnaa
worden.
Wanneer men er echter over gaat nadenken en men wordt zich be
wust van zijn eigen verantwoordelijkheid als bestuurder van de stad,
dan komen er verschillende zaken om de hoek kijken en realiseert men
zich dat men ook rekening moet houden met de standpunten die men
in dergelijke gevallen in net verleden heeft ingenomen. Niet slechts
ten aanzien van grote rampen of wat dies meer zij, maar ook ten aanzien
ten van alle gaven, giften en subsidies die wij plegen te geven en die ook
d enorm belangrijk zijn, met name voor de volksgezondheid in het eigen
land. De vraag wat wij moeten doen wordt daardoor heel erg moeilijk
en daarom ben ik blij dat u deze brieven in extenso hebt voorgelezen en dat
het college zich ook ernstig met deze zaak heeft beziggehouden en heeft
toegezegd alsnog te zullen zien of er mogelijkheden zijn. Ik heb mij
dat zelf ook afgevraagd en ik heb mij daarover ook laten informeren.
Met de heer van der Werff en anderen ben ik van mening dat dit moeilijk
ligt ten aanzien van de financiële verantwoordelijkheid van de gemeente,
maar toch verzoek ik u met klem datgene wat u hebt gesteld nader te
onderzoeken en wel -- daarin sluit ik mij aan bij de heer van Loon --
op de kortst mogelijke termijn, opdat wij, wanneer wij iets kunnen doen,