232
12 MAART 1970
Wethouder VERMEULEN: Deze zelfde opmerking heeft de heer van
Loon ook gemaakt in de afdeling voor openbare werken en de argumentatie
die daar toen is gebezigd om hem te doen inzien dat het wel wenselijk is
de grondprijzen met 5°fo te verhogen heeft hem blijkbaar niet tevreden
gesteld. Vandaar dat wij nu waarschijnlijk voor een deel zullen moeten
herhalen wat daar besproken is. Ik vind dat helemaal niet erg, want
daardoor komt deze zaak uiteindelijk, ook in de openbaarheid van de
raadsvergadering.
Als een van de punten die zijns inziens niet rechtvaardig zijn
noemt de heer van Loon dat verliezen uit het verleden zullen moeten
worden betaald door toekomstige kopers. Dat is althans een van zijn
stellingen. Ik meen echter dat deze stelling ook kan worden gebruikt
als tegenbewijs tegenover zijn stellingname. Voordat wij namelijk
waren gestart met de grondpool, waarbij wij ervan uitgingen dat de
prijzen van de grond ieder jaar zouden worden aangepast aan de stij
gingen en dat wij dus voor alle vormen van bebouwing in ieder deel
van de stad, waar dan ook, eenzelfde grondprijs hebben, kenden wij
nog de afzonderlijke exploitatieopzet per uitbreidingsplan. Toen wij
met de grondpool begonnen bleek dat die afzonderlijke uitbreidings
plannen aan het einde van de rit vaak niet onaanzienlijke verliezen
lieten zien, die dan niet meer konden worden verhaald op het betrok
ken uitbreidingsplan omdat daar geen grond meer aanwezig was en
waarvoor dus ergens dekking moest worden gezocht. Die dekking is
bij de opzet van de grondpool gevonden door de verliezen uit het ver
leden ook mee te nemen naar de grondpool. Daardoor is ook toen de
toekomstige koper in feite belast voor de verliezen uit het verleden.
Wat ik nu met mijn bewijsvoering wil betogen is het volgende.
De heer van Loon stelt voor de prijzen nog niet te verhogen. Dat zou
ertoe kunnen leiden dat wij op een gegeven moment aan het einde
van de rit -- zoals wij het nu althans Runnen voorzien -- met een
niet onaanzienlijk verlies komen te zitten, dat dan wel degelijk zal
moeten worden verhaald op de dan toekomstige kopers. Waar het dus
in feite op aankomt is of men meer of minder zwaar tilt aan de eventuele
gunstige of ongunstige ontwikkeling terzake van de grondpool.
Wij zijn oprecht van mening dat het in de bestaande situatie
nauwelijks te verwachten is dat met betrekking tot de grondpool een
gunstige ontwikkeling zal ontstaan. Wij hebben daarvoor in het stuk
enkele argumenten aangevoerd die ik graag wil herhalen, namelijk
dat de voorraad grond waarmee wij links en rechts in de uitbreidings
plannen zijn blijven zitten en die waarschijnlijk niet zullen opbrengen
wat aanvankelijk in de sluitende exploitatieopzet was geraamd, in
verhouding vrij groot is. Ik. meen dat wij mogen verwachten dat daar
uit een aantal verliezen zal voortvloeien. Wanneer wij die verliezen
over een zo lang mogelijke termijn kunnen uitsmeren heeft dit de
minste invloed voor de individuele koper. Wachten wij die verliezen
echter af tot zij op een gegeven moment voor ons opdoemen en wij
moeten ze dan dekken in de verkoopprijs, is het voor degenen die dan
kopen een bijzonder hard gelag, misschien zelfs zodanig dat wij moeten
vaststellen dat het niet verantwoord is en dat de algemene dienst moet
bijspringen. Dan ontstaat echter de situatie dat wij uit de algemene