24
15 JANUARI 1970
houdende de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van boven
genoemde wet, zodat de behandeling van dit artikel 50 in het kader
van de inwerkingtreding van die wet kan plaatsvinden.
De heer BARIJ: Namens de fractie van de Katholieke Volks Partij
wil ik gaarne enkele opmerkingen maken over de nieuwe A.P. V. die
voor ons ligt. Onze fractie is heel tevreden met de herziening van deze
Algemene Politieverordening, waarin enkele fouten zijn hersteld die aan de
vorige verordening kleefden, waarin naar onze mening veel verbeteringen
zijn aangebracht en aanpassingen hebben plaatsgevonden aan nieuwe juris
prudentie, gewijzigde wetten en gewijzigde opvattingen.
Het zou uiteraard te ver voeren al deze wijzigingen de revue te laten
passeren, maar voor twee wijzigingen wil ik graag een uitzondering maken
en wel in de eerste plaats het nieuwe artikel 5, het artikel waarin de dele
gatie van de uitvoerende taak van burgemeester en wethouders aan de amb
tenaren wordt geregeld. Vroeger kon men van een beslissing van een amb
tenaar in beroep gaan bij burgemeester en wethouders. Die beroepsmoge
lijkheid is gebleven, maar thans met de uitbreiding dat burgemeester en
wethouders pas een beslissing nemen na een commissie uit de raad te heb
ben gehoord. Ik vind dit een goede zaak. Vroeger kon de indruk bestaan
dat de ambtenaren en het college van burgemeester en wethouders de
dienst uitmaakten. Natuurlijk konden burgemeester en wethouders wel
door de raad ter verantwoording worden geroepen, maar dan was de be
slissing al gevallen. Nu wordt de raad gehoord voordat de beslissing valt
en ik kan mij voorstellen dat dit degene die in beroep gegaan is het gevoel
geeft van een grotere bescherming tegen mogelijke --ik wil het woord
mogelijke graag onderstrepen -- ambtelijke willekeur.
Vervolgens wil ik een ogenblik stilstaan bij en mijn grote voldoening
uitspreken over het feit dat het college het heeft aangedurfd in deze
nieuwe A.P. V. ernst te maken met de vrijheid van drukpers, i.e. de
vrijheid van meningsuiting.
Sinds eeuwen kennen wij die vrijheid hier mijns inziens al, pogingen
in vroeger tijd om in Nederland een vorm van censuur in te voeren zijn
steeds mislukt. Ik meen dan ook dat er sinds eeuwen in Nederland meer
gedrukt kon worden en kan worden dan in de ons omringende landen. Het
was dan ook volkomen begrijpelijk dat onmiddellijk na het herstel van
onze onafhankelijkheid in 1814 de vrijheid van drukpers in onze grondwet
werd vastgelegd.
In de oude A. P. V. werd naar mijn mening enigszins aan die vrij
heid geknabbeld. Niet dat die vrijheid werd opgeheven, maar er werden
beperkingen aan gesteld. Door het schrappen van de oude artikelen 10,
14 en 15 zijn echter alle beperkingen weggenomen en ik meen dan ook
te mogen zeggen dat wij thans in Breda volledige vrijheid van drukpers
hebben.
Nauw daarmee samenhangend zijn de nieuwe artikelen 14 en 15,
waarin het houden van een optocht, dus van een demonstratie, als een
geoorloofde zaak wordt erkend. Ingrijpen van uw kant, mijnheer de
voorzitter, is alleen nog mogelijk wanneer de belangen van andere mensen
gevaar lopen. Mede door deze nieuwe artikelen 14 en 15 wordt de vrijheid
van meningsuiting in onze stad een reële zaak.