272 16 APRIL 1970 Volledigheidshalve wil ik daar nog tegenoverstellen dat, zoals ik de vorige keer ook heb bepleit en in onze kring leeft, wij ons het infor matiecentrum voorstellen als een zeer doelgericht actiecentrum, een soort --ik zoek naar het juiste woord -- beurs, waar overheid en burgerij elkaar op gelijk niveau ontmoeten en waar de communicatie inderdaad tot stand kan komen. Een centrum dus ook met een vaste staf, die een duide lijk omlijnde instructie krijgt en die ook tot taak heeft wegen te zoeken en middelen aan te wijzen om tot die wisselwerking te geraken die wij zo graag vanuit het informatiecentrum met de burgerij tot stand willen zien komen, door te bekijken wat er kan worden gedaan om dat twee richtingsverkeer te bevorderen. Ik stel mij bijvoorbeeld voor dat de staf zich met een bepaalde planning naar de wijken en organisaties begeeft, om te zien wat er onder de mensen leeft en hoe dit in het informatiecentrum kan worden gebracht. Verder geloven wij dat de organisaties in de stad en individuele personen met hun ideeën, hun voorstellen, hun bezwaren en hun plannen naar het informatiecentrum moeten kunnen komen. Men zou het kunnen zien als een eerste voorronde voor nieuwe initiatieven, mis schien ook als een soort afreageren en wellicht ook als een mogelijkheid voor de overheid zelf om te zien hoe bepaalde plannen vallen wanneer die voor het eerst aan de bevolking worden voorgelegd. Ik kan mij bij voorbeeld indenken dat de Culturele Raad via het informatiecentrum zijn eerste contacten had kunnen leggen. Bijvoorbeeld ook zou het per soneel van de bibliotheek in het informatiecentrum de contacten kunnen vinden die het nu tevergeefs heeft gezocht. Verder zou er op een gegeven moment ook plaats kunnen zijn voor, zoals hier al eerder naar voren is gebracht, een sociaal raadsman, dus een soort ombudsman. Dat is ook in onze kring al even besproken, al is het nog geen vastomlijnd programma punt. Het gaat ons echter vooral om die actie en reactie, om het voort durende contact met de bevolking. Ondanks de bezwaren die wij tegen het voorstel hebben omdat wij de dingen die ik hiervoor heb genoemd daarin nog niet. aantreffen, gaan wij er niettemin mee akkoord. Zoals ik aan het begin van mijn betoog al heb gezegd zien wij dit als een overgangsfase, het is een eerste aan leg en wij vertrouwen ook dat het zich op den duur zal uitbreiden. In de eerste plaats blijkt dat de Bredase bevolking de laatste tijd steeds meer geactiveerd wordt, zodat ook van die kant zeker zal worden getracht ervan te maken wat ervan te maken valt. Bovendien hebben wij wat dit betreft -- dat moet men mij niet kwalijk nemen -- onze hoop gevestigd op de nieuwe raad, want ik wil giaag vaststellen dat er naar mijn mening een zeer duidelijke verbinding ligt tussen de mentaliteit waarmee college en raad staan tegenover dit informatiecentrum en het welslagen daarvan. Juist op grond van de hoop dat het nieuwe college en de nieuwe raad met een duidelijke visie op het informatiecentrum, zoals ik die daarnet heb ontwikkeld, aan het werk zullen gaan, vinden wij het plezierig dat deze zaak zo aan ons is voorgelegd en dat wij dit als het ware als afscheids cadeau van het scheidende regiem mogen beschouwen. De VOORZITTER: Ik begrijp hieruit dat u met het voorstel akkoord gaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 272