273 16 APRIL 1970 De heer VON SCHMID: Ja, inderdaad. Wethouder VERMEULEN; Ik zal mij niet bezighouden met het beleid terzake van de voorlichting, maar meer met de technische opmerkingen die zijn gemaakt in verband met de bouwkundige voorzieningen in het gebouw. De heer van Loon, die daarin is bijgevallen door verschillende andere sprekers, heeft gesproken over het zijns inziens ontbreken van sanitaire voorzieningen en de mogelijkheid om op eenvoudige wijze consumpties te verstrekken. Hij heeft volkomen het gelijk aan zijn kant. Beide punten zijn bij de besprekingen voorzien, er is over gespro ken, alleen zaten wij met de noodzakelijkheid dat wij ons vooral bij de bouwkundige uitgaven beperkingen moesten opleggen. Die moeten worden geïnvesteerd en voor de afschrijving daarvan hebben wij misschien maar een beperkte periode. Ik zeg "misschien", omdat wij dit gegeven niet zien als de uiteindelijke plaats van het voorlichtingscentrum. Wanneer men denkt aan de eventuele verplaatsing van het gemeentehuis en aan de koppeling van bestuurscentrum en dit voorlichtingscentrum waarop de heer von Schmid doelde, namelijk dat beide zaken in relatie tot elkaar moeten blijven staan, dan moet men tegen die achtergrond zien waarom wij daar geen sanitaire voorzieningen hebben aangebracht. Het is dus bewust niet gebeurd, omdat wij menen dat er op dit punt in het bestaande gemeentehuis voldoende mogelijkheden zijn wanneer daaraan behoefte is. Wat de verstrekking van consumpties betreft stelt men zich op het standpunt, dat dit op eenvoudige wijze kan geschieden. Men heeft mij ook verzekerd dat hiervoor een bedrag is opgenomen in de eerste inrichtingskosten van het informatiecentrum. Er wordt hiervoor gedacht aan een verrijdbare koffieketel, al of niet belast met flesjes limonade en andere frisdranken. Naar de mening van degenen die het programma van eisen hebben opgesteld behoeft hier bij de bouw kundige voorzieningen geen rekening te worden gehouden. De heer von Schmid heeft nog eens een lans gebroken voor, al zou het maar ten dele zijn, het betrekken van de kelder bij het plan. Ik meen hiervoor reeds, zij het niet expliciet, te hebben gezegd wat onze opstelling is geweest bij dit plan. Ik, ben het helemaal met hem eens dat dit een begin is en ik meen ook dat wij juist in het begin bij zonder voorzichtig moeten zijn -- maar daar zal de voorzitter ongetwijfeld op ingaan -- in die zin dat wij ruimte moeten laten voor alle mogelijke ontwikkelingen. Wanneer dit tevoren te veel planmatig wordt vastgelegd heeft men daar later alleen maar spijt van. Hier wordt een begin gemaakt en ik geloof dat dit begin op zichzelf al een goede zaak is. De heer van Loon heeft nog iets gezegd over achterstallig onderhoud, maar ik geloof dat het niet nodig is hier lang bij stil te staan. Men moet het zo zien dat de nu gekozen plaats volgens de gedachten van het ge meentebestuur niet meer bewoond zou worden. Nu moet die toch weer bewoonbaar worden gemaakt en tegen die achtergrond moet men dat achterstallige onderhoud zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 273