275 16 APRIL 1970 methode zou zijn, de mensen te vragen om te komen, dan wel dat zij uit zichzelf komen -- beide richtingen zijn zeker mogelijk -- ma met enige ervaring te zeggen of er behoefte aan is 's avonds open vos te zijn. In beginsel ben ik het daarmee eens, ik zou zeggen dat hoe sne meer het noodzakelijk blijkt 's avonds open te zijn omdat er echt be- zul hoefte aan bestaat, hoe liever het ons is. Hoe dat opgelost moet wor- hel den zullen wij nader moeten bekijken, maar als de belangstelling er dal is moeten wij die vraag zeker niet uit de weg gaan. Vervolgens heeft de heer von Schmid gesteld dat het voorlich tingscentrum zoals het thans gepresenteerd wordt wat passief aandoet. Ik geloof dat ik dat ten dele wel met hem eens kan zijn. Ik zie ook niet in de voordracht dat er direct alle mogelijke activiteiten zullen worden ontwikkeld, hoewel de voordracht toch ook aangeeft dat er vele mogelijkheden zijn --ik heb nog een hele lijst van punten waar- 15. mee die zou kunnen worden aangevuld -- waarvan men kan zeggen dat die in het voorlichtingscentrum kunnen worden uitgevoerd. Het is bepaald wel onze bedoeling, ik heb dat nog met de voorlichtingsambtenaar be sproken, zelf ook initiatieven te nemen. Ik meen ook dat wij wanneer het zover is heel bewust zullen moeten werken aan een voorlichtingsplan, met andere woorden dat precies wordt uitgezocht op welke tijden en hoe lang bepaalde zaken ten toon moeten worden gesteld en ik geloof dat wij daarbij Bre ook het initiatief zullen moeten nemen om bepaalde groepen en personen toe in de stad voor die tentoonstellingen en die informatie uit te nodigen. het Wat de bemanning van het centrum betreft kan ik zeggen dat die 20° op het ogenblik inderdaad tamelijk beperkt is gedacht, maar de voor- Ne lichtingsambtenaar en zijn assistent zullen in ieder geval vlak in de p0, buurt kunnen zijn. Ik zie op het ogenblik echter geen andere mogelijk- nee heid om hiervoor meer personeel aan te trekken. Overigens moet dit pia ook groeien. Verder heb ik al gezegd dat vanuit dit voorlichtingscentrum ^ls ook het inschakelen van andere ambtenaren zeker tot de mogelijkheden be- he] hoort. Ik wil daar nog aan toevoegen dat het gemeentebestuur er zeer vai "keen" op zal zijn om doelgericht op bepaalde avonden mensen naar af<j het voorlichtingscentrum te halen. Hopelijk zullen zij ook graag komen, aa! want het is nog steeds een feit dat men niet altijd op voorlichting zit jnh te wachten. Ik weet wel dat de overheid daarin natuurlijk een belang- hoi rijke taak heeft, maar een enkele keer wordt men bij die voorlichtings- me activiteiten toch wel teleurgesteld. kui De heer VAN CAULIL: Tijdens de gesprekken kwam bij mij de volgende gedachte op. Wij trachten de communicatie met de burgerij te bevorderen. Mijn vraag in dit verband is of het niet bevorderlijk zou zijn voor de verbindingen binnenshuis wanneer er bij die informatrice een telefoon staat, zodat zij direct de nodige informatie kan vragen voor de mensen. De meeste mensen die het informatiecentrum bezoeken zullen direct antwoord willen hebben. Dat zal niet altijd mogelijk zijn, maar als er telefoon zou zijn, al was het alleen maar een huislijn, zou zij zich altijd met de betrokken ambtenaar in verbinding kunnen stellen. Dan is er een kans dat direct de gevraagde inlichtingen kunnen worden verstrekt of dat er een afspraak wordt gemaakt. Ik geloof dat het heel belangrijk is dat er met alleen verwezen wordt, maar dat er direct contacten kunnen worden gelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 275