284
16 APRIL 1970
van een winkelcentrum gou mogen verlangen. Het Is daarom in het
verleden al meermalen de bedoeling geweest tussen deze beide rijen
winkels een bepaalde verbinding tot stand te brengen. Ik wrl hiermee
niet zeggen dat de nu voorgenomen bebouwing daarvoor kan dienen,
want voor dat doel is de oppervlakte van het geheel te klein. In die
zin is het dus inderdaad een op zichzelf staand geheel, zij het dat
tegenwoordig dat "geldwinkeltje" functioneel ook bij een winkelcen
trum hoort, want vrijwel iedereen betaalt tegenwoordig geloof ik via
de bank.
Waar het hier om gaat -- en dat mag de heer Mendes natuurlijk
preliminair aan de orde stellen -- is of wij in principe bereid zijn dat
stuk grond voor dat doel te gaan gebruiken, waarbij overigens nog alle
procedures aan de orde moeten komen. Er is nog een vergunning ex
artikel 20 voor nodig, dus een ieder die er bezwaar tegen heeft krijgt
binnen het raam van de wet de gelegenheid die bezwaren in te dienen.
Vervolgens moet het nog worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten,
dus ik geloof dat alle voorwaarden aanwezig zijn om ervoor te zorgen
dat als het er komt, het er ook zo komt dat het in alle opzichten aan
vaardbaar is. Ik geloof niet dat wij hier iets doen waarover wij bijzondere
zorgen zouden moeten hebben.
De heer Mendes heeft tevens de gelegenheid aangegrepen om
te wijzen op een aantal braak liggende terreinen in het Heuvelkwartier.
Dit. is een bewijs te meer hoe moeilijk het vaak is om een bestemming
die op een stuk grond is gelegd ook te realiseren, wanneer men daarbij
mede afhankelijk is van het initiatief van particulieren, die dit pas
doen wanneer zij daar economisch gezien brood zien. Dat is van hun
kant een heel begrijpelijke opvatting. Dat is de reden dat dergelijke
stukjes grond vaak langer onbebouwd blijven liggen dan ook wij wel
zouden wensen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
19. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VER
DAGING VAN DE BESLISSING OP HET VERZOEK OM VOOR
ZIENING VAN A. M. DILLISSE, BAVELSEL.AAN 140, TEGEN
DE WEIGERING VAN DE VERGUNNING TOT HET BOUWEN VAN
EEN OPSLAGRUIMTE MET TWEE GARAGES IN DE ACHTERTUIN VAN
GENOEMDE WONING.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
20. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VERDAGING
VAN DE BESLISSING OMTRENT DE VASTSTELLING VAN HET
ONTWERP-BESTEMMINGSPLAN LEUVENAARSTRAAT-MIDDELLAAN
1969.
De heer VAN DUIJL: Dit voorstel geeft mij aanleiding nader op dit
bestemmingsplan in te gaan. De reden van deze verdaging is, dat tegen