288 16 APRIL 1970 tot uitbreiding en nieuwbouw van het St. Elisabeth Gasthuis -- die bestemd is voor de huisvesting van bejaarden waar de heer Woestenberg op doelt -- rond de tafel gezeten en wij hebben in feite onverkort in het uiterlijk van ons stedebouwkundig plan overgenomen wat zij daar toen dachten te gaan doen. Wij hebben ook rekening gehouden met de bestaande vestigingen in dit gebeid, van welke bedrijven wij van mening waren dat die daar moesten blijven. Wij hebben dus de chocoladefabriek van Kwatta in het plan opgenomen en aan het terrein dat door Kwatta wordt verhuurd aan derden hebben wij de bestemming gegeven die daar door die derden op het ogenblik al wordt uitgeoefend, dit alles om ons zoveel mogelijk te conformeren aan de feitelijke toestand. Nu blijkt echter dat de Kwatta bezwaar maakt tegen het feit dat wij die bestemming op dat gebied hebben gelegd, in verband met een mogelijke uitbreiding van de fabriek in de toekomst. Dat is het soort dingen waarmee wij rekening hebben te houden. Ik ben helemaal niet tegen inspraak, maar wij moeten toch kaders zien te vinden waarmee wij kunnen werken, omdat wij anders in een situatie komen te verkeren waarin werken bijna met meer mogelijk is. De heer van Duijl heeft in feite een aantal principiële zaken aan de orde gesteld, in die zin dat hij enigszins betwijfelt of het E.mpeo-rapport dar drie jaar oud is niet al door de ontwikkeling is achterhaald. Wanneer ik. die vraag bevestigend zou beantwoorden, zou dat betekenen dat de mensen die vooruit moeten zien in de toekomst dat niet kunnen voor een termijn langer dan drie jaar. Wanneer men die rapporten ziet als een wetenschappelijke benadering van een toekomstige ontwikkeling vind ik die termijn toch wel erg kort en dan ben ik geneigd te zeggen dat ik, als dat zo is, aan die rapporten in de toekomst niet zo heel veel waarde kan hechten. Het ging in het Empeo-rapport om het volgende. Wij willen met de wijk Leuvenaarstraar/Middellaan, waarvan de heer Woestenberg terecht, heeft opgemerkt dat die vlak bij het cen trum ligt, bijzonder voorzichtig manipuleren. Wij hebben daarom de mogelijkheid geschapen met het ontwikkelingsbureau Empeo daarover tot een afspraak te komen, waarbij dit bureau met betrekking tot de functie die dit gebied zou moeten gaan vervullen onderzoekingen zou verrichten en ons van de resultaten daarvan op de hoogte stellen. Die onderzoekingen hebben geleid tot de conclusie dat dit in ieder geval geen winkelfunctie moet zijn. Wij hebben namelijk overwogen dat de Middellaan met de Haagdijk zo dicht bij de binnenstad ligt, dat het best mogelijk zou zijn dat aan dit gebied een winkelfunctie moet worden gegeven. Men heeft dit afgewezen en een aantal mogelijkheden naar voren gebracht, waarvan ik meen dat wij ook in een verdergaande ontwikkeling ernstige pogingen moeten aanwenden om die in samenwerking met. een promotor te realiseren. Dat duurt allemaal lang en daarvoor is ook weer een groot aantal oorzaken op te sommen, die wij geen van alle aan wie dan ook kunnen verwijten. Het is een bewoond gebied, wij hebben nog altijd woning nood, de mensen die er wonen moeten als zij worden overgeplaatst over het algemeen ruimte krijgen in niet al te dure woningen, dus de woningen waar juist een grote druk op is. De promotor in dat gebied

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 288