289 16 APRIL 1970 heeft ook tijd nodig, wij kunnen van hem niet eisen dat hij begint voor dat wij erin zijn geslaagd de boel te ontruimen en plaats te maken. Dat is de situatie waarin wij ons bevinden, maar ik meen dat wij ons ten principale met betrekking tot wat er in dit gebied zou moeten ge beuren en wat er aan functies in toegelaten zou kunnen worden echt wel met de nodige zorgvuldigheid hebben opgesteld en nog opstellen. Dit neemt echter niet weg dat men na dit. alles toch moet afwachten of er komt wat men er graag zou willen hebben. Ik kan niet ingaan op alle vragen die de heer van Duijl heeft ge steld, hij heeft dat ook niet van mij gevraagd. Ik ben echter gaarne bereid om hem, wanneer die vragen zwart op wit in de notulen staan, daarop een adequaat antwoord te doen toekomen. Wat de interventie van de heer von Schmid betreft over dat architectenplan zou ik nog willen op merken dat het -- hoewel dat misschien ook weer een beetje afhoudend klinkt -- echt wel in onze bedoeling ligt met deze mensen over dat plan, of liever: over deze ideeënschetsen die een intuïtieve benadering waren van gegevens, van gedachten te wisselen zodra -- die tijd moet men ons echt laten --de heer van Heesewijk, die is aangewezen als de man die het plan moet maken voor de hele binnenstad, zich wat verder in deze materie heeft verdiept en zich een eigen visie heeft kunnen vormen. Het lijkt mij alleen verstandig daarop te wachten, omdat ieder gesprek dat wij hierover voeren alleen maar zinvol kan zijn wanneer wij over en weer weten waarover wij praten. De VOORZITTER: Dames en heren. Mag ik een beroep op u doen om u bij de replieken alleen te bepalen tot de verdaging zelf? Wilt u zich daar ook aan houden, mijnheer van Duijl? De heer VAN DUIJL: Ja, mijnheer de voorzitter, al zal dat misschien een beetje moeilijk zijn. Ik heb met mijn reactie op dit voorstel alleen willen aangeven waar bij bestemmingsplannen in feite de moeilijkheden liggen ten aanzien van de raad. Wanneer de wethouder zegt dat dit plan een moeilijk plan is, dan ben ik dat helemaal met hem eens, maar juist het feit dat dit een moeilijk plan is -- er zullen in de toekomst nog wel meer moeilijke plannen komen -- maakt het mijns inziens zinvol dat de raad over deze moeilijkheden en ontwikkelingen meedenkt. Ik ben con tent met het antwoord van de wethouder dat hij op de gedetailleerde vragen zal terugkomen. Ik kan mij voorstellen dat de mogelijkheid moet kunnen bestaan om daarop ook in de raad terug te komen. Ik wil alleen nog opmerken dat het juist is dat er bezwaarschriften kunnen worden inge diend wanneer een bestemmingsplan ter visie ligt, maar tevens is het een feit dat het de raad in feite onmogelijk is tijdens de periode dat het plan ter visie ligt hierop in de raad terug te komen, om de doodeenvoudige reden dat het niet op de agenda staat. Het zou dus eigenlijk moeten betekenen dat gedurende de tijd dat een bestemmingsplan ter visie ligt de raad ge legenheid heeft op het stuk in te gaan. Dat is natuurlijk een moeilijke zaak en dat is juist de reden dat ik dit heb aangegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 289