306
16 APRIL 1970
28. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
VASTSTELLEN VAN ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR GEMEEN
TELIJKE GARANTIES VAN GELDLENINGEN.
De heer BARIJ-. Ik ben enigszins nieuwsgierig naar wat bedoeld
wordt in punt II 8. c, waar gesteld wordt dat de geldlener het object
aan de gemeente in eigendom dient over te dragen wanneer hij zijn
rechtspersoonlijkheid dreigt te verliezen. Welke figuur heeft men daar
bij op het oog?
Wethouder BROEDERS: Men heeft kunnen horen hoeveel moeite
collega Vermeulen heeft als hij op dit terrein met de heer Barij op de
mat moet, dus men kan begrijpen hoe ik mij voel. Toch wil ik pro
beren hem een antwoord te geven.
In de eerste plaats moet ik zeggen dat de zin zoils ik hem ge
lezen heb niet goed is. Er zou moeten staan: wanneer de geldlener zijn
rechtspersoonlijkheid dreigt te verliezen of -- dus niet en -- wordt ont
bonden. Anders is het een en-bepaling, die zowel het een als het ander
omvat. Het is echter de bedoeling twee situaties te ondervangen, namelijk
de figuur dat de geldlener wordt ontbonden als rechtspersoonlijkheid en
de andere figuur dat hij dreigt zijn rechtspersoonlijkheid te verliezen.
Van die rechtspersoonlijkheid zijn meer voorbeelden te noemen. Ar
tikel 15 van de wet op de stichtingen geeft aan op welke titels de recht
bank een stichting kan ontbinden. Kijkt men bijvoorbeeld naar vereni
gingen, dan weet men dat een vereniging alleen al door het verloop
van tijd haar rechtspersoonlijkheid kan verliezen wanneer die niet tijdig
wordt aangevraagd. Bovendien staat in de statuten van de meeste ver
enigingen de bepaling onder welke situaties de vereniging kan worden
ontbonden. In de meeste gevallen moet er dan een vergadering worden
uitgeschreven, waarbij een tijdsbestek is genoemd, namelijk dat een
bepaald aantal maanden van tevoren te kennen moet worden gegeven
dat men voornemens is de vereniging te ontbinden. Op dat moment,
wanneer de gemeente daar populair gezegd de lucht van zou krijgen,
heeft de gemeente de mogelijkheid waar te maken wat hier geschreven
staat. Dat is de bedoeling.
De heer BARIJ: Men zal zich kunnen voorstellen dat ik nauwelijks
meer met de wethouder op de mat durf na deze toelichting. Toch ben ik
er niet helemaal tevreden mee, want met alle voorbeelden die de wethouder
noemt geeft hij ook aan dat op dat ogenblik de rechtspersoonlijkheid nog
best gehandhaafd kan worden. Dan vind ik het wat willekeurig wanneer
men zegt dat wanneer de mogelijkheid bestaat dat een rechtspersoon
een of andere verplichting in de toekomst niet zal nakomen, hij ver
plicht is de eigendom over te dragen. Ik geloof dat men op deze ma
nier toch wat te ver zou kunnen gaan. Ik zou het daarom op prijs stel
len wanneer in deze voorwaarden komt te staan dat de eigendom alleen
moet worden overgedragen wanneer de rechtspersoonlijkheid verloren is
of de rechtspersoon ontbonden is, in plaats van die dreiging.