30
15 JANUARI 1970
in naam van Parkinson voor "Park.insonkwaal" of iets dergelijks wordt
uitgemaakt, wil ik er toch niet over zwijgen. Van Duinkerken was bij
zijn leven al een begrip, iets wat zeer weinig Nederlanders is gegeven.
Symbool van katholieke emancipatie zonder isolationisme, van verant
woorde wetenschapsbeoefening zonder arrogantie, van gevierd improvi
serend orator, zonder de béte platitudes van de gelegenheidsredenaar;
symbool ook van de gulle levensgenieter, in menselijke gaafheid en
oprechtheid en als zodanig man van heel Nederland.
De heer VAN LOON: En Belgie!
De heer VAN DER WERFF: Dank u wel, uit naam van Vlaanderen!
Is dat comité, voortgekomen uit carnavalesk Bergen op Zoom --
waarvoor ik overigens groot respect heb --, van voldoende niveau in
zijn totaliteit? Het geeft natuurlijk wel een zekere waarborg voor het
standbeeld voor een man die eens verzuchtte: "Humor is geen kleigewas."
Moeten wij echter, als wij in Bergen op Zoom iets willen doen, niet
slechts de zotskap, maar ook de doctorsbaret van prof. Asselbergs in het
geding brengen en eren? Er zou 12. 000, -- zijn en 18. 000, -- zou de
begroting zijn. Waarvoor? Voor een borstbeeld! Daarmee eerden wij
echter de initiator en animator van de Groot-Kempische Cultuurdagen
deze zomer reeds in Hilvarenbeek.
Anderen zeggen: voor een van Duinkerken-prijs, maar daar is zeker
meer geld voor nodig en dan zullen er toch ook in uitgebreider kring
contacten moeten worden gelegd.
Namens mijn fractie wil ik mij niet al te kritisch opstellen ten
opzichte van het preadvies over een herdenkingsmonument voor ook onze
oud-stadgenoot. A propos: ik heb indertijd gevraagd of hij in Breda nog
een straat naar zich genoemd krijgt. Deze oud-Bredanaar schreef eens:
"In een tijd van hyperkritiek, die absoluut geen zwakheden verdraagt,
in zulk een tijd is het nodig te pleiten voor verdraagzaamheid jegens
elkanders gebreken, de enige grondslag onzer verstandhouding.U zult
ons dan echter wel moeten garanderen, mijnheer de voorzitter, dat er
voor dit geld iets komt, sprankelend in de geest van van Duinkerken én
hem waardig.
De heer WOESTENBERG: Voor de zoveelste maal denk ik weer aan
Biafra, bij het zien van dit voorstel om 500, -- als bijdrage van onze
stad naar Bergen op Zoom te cederen. Dat is dan 18.000, -- voor een
stukje persoonsverheerlijking voor één schrijver, maar als wij voor alle
beroemde en bekende schrijvers een standbeeld zouden moeten oprichten,
kregen wij een oerwoud van standbeelden. Dan kan men evengoed een
standbeeld plaatsen voor --om maar twee tegenstellingen te noemen --
een mr. Roofhaert en een Anton Coolen. Dan kunnen de gemeenten waar
die schrijvers geleefd hebben of geboren zijn ook weer bij Breda aankloppen
voor een bijdrage van 500, -- of van 1000, --, want zo nauw komt het
er niet op aan.