313 16 APRIL 1970 46. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE WIJZIGING VAN DE AANSLUITING VAN DE VAN RIJCKEVORSELSTRAAT OP DE CROGTDIJK. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 47. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET GARANDEREN VAN DE BETALING VAN RENTE EN AFLOSSING VAN EEN DOOR DE DR. JOHANNES KARDINAAL DE JONG-STICHTING AAN TE GANE GELDLENING TEN BEHOEVE VAN DE BOUW VAN EEN KINDERDAGVERBLIJF. De VOORZITTER: Ik wijs de leden van de raad op de gewijzigde redactie van het besluit dat hun naar ik aanneem is toegezonden. De heer BA YENS: Ik heb helemaal geen bezwaar tegen dit vooistel. Men zou misschien kunnen zeggen dat het een hoog bedrag is voor de huisvesting van 35 gehandicapte kinderen, maar daar komt natuurlijk een hele uitbouw bij die een dergelijk bedrag noodzakelijk maakt. Ik ben blij met de exposé die de wethouder bij het voorstel heeft gegeven over de verschillende vormen van zwakzinnigheid. Dit is een onderwerp waarover lang gediscussieerd zou kunnen worden, maar j dat ligt niet in mijn bedoeling. Er is echter één alinea die mij een beetje heeft doen schrikken, namelijk die waar staat: "Onderzoekingen hebben aangetoond dat naar mate de voorzieningen op onderwijs-, sociaal-psychologisch en medisch gebied beter worden, het percentage zwakzinnigen zal stijgen, met name de categorie debielen! Ik veronderstel dat de onderzoekingen waarover de wethouder spreekt die van het C,B.S. zijn of van een andere organisatie. Wanneer men hier simplistisch een conclusie uit trekt, zou men kunnen zeggen dat hoe beter de onderwijsvoorzieningen op welk gebied ook worden, hoe meer debielen men krijgt. Ik geloof niet dat men het zo mag stellen, maar dat zou men er wel uit kunnen lezen. Het is jam mer dat wij dit niet in de commissie van onderwijs hebben besproken bij de interessante discussie die wij daar hebben gehad. Ik heb al gezegd dat wij hier lang over zouden kunnen praten. Het lijkt mij een beetje angstaanjagend. Wij leven al in een tijd vol onrust en wanneer dit zo openbaar zou worden, geloof ik dat er bij het onderwijs nog meer on rust zal ontstaan. De heer BARLJ: Ik zie in het gewijzigde besluit dat wij hebben ontvangen dat deze geldlening zal worden gegarandeerd onder de al gemene voorwaarden voor gemeentelijke garanties, een voorstel dat wij zojuist hebben aangenomen. Dat is echter nog niet goedgekeurd. Dat kan volgens mij niet. Dar besluit heeft nog geen rechtsgeldigheid en op grond van een dergelijk besluit kunnen wij op het ogenblik toch

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 313