314
16 APRIL 1970
nog geen garanties verlenen? Moet dat niet worden uitgesteld?
Wethouder DE RAAFF: De ongerustheid van de heer Bayens lijkt
mij niet nodig. Hij heeft zelf al gezegd dat men het verkeerd zou
kunnen uitleggen als men simplistisch redeneert. Wij hebben uiteraard
niet willen beweren dat er een causaal verband bestaat tussen beter
onderwijs en meer zwakzinnigen. Zo is het niet. Wel echter is het een
feit dat door meer geperfectioneerd onderwijs en door het inschakelen
van psychologen en medici men eerder en duidelijkenen in grotere aantallen
bekend wordt met kinderen die enigszins achterblijven en waarvoor dus andere
en aangepaste voorzieningen nodig zijn. Statistisch gezien geeft dat een hoger
percentage kinderen die niet op de gewone basisscholen passen. De vraag
van de heer Banj lijkt mij meer op het terrein te liggen van mijn collega
Broeders.
Wethouder BROEDERS: Dit is een vraag die volgens mij eigenlijk
door de secretaris zou moeten worden beantwoord. Over de zaak zelf
wil ik het volgende zeggen. De bepalingen die wij nu in een besluit
met betrekking tot de garanties hebben samengevat zijn de normaal
geldende bepalingen, die in het verleden ook altijd zo door Gedeputeerde
Staten zijn goedgekeurd. Om nu te voorkomen dat de hele rits in elk garan-
tiebesluit apart vermeld moet worden, hebben wij de raad voorgesteld een
besluit algemene voorwaarden te nemen. Wij verwachten dat binnen zeer
korte tijd de goedkeuring op dat besluit kan worden verkregen en omdat
ook op het onderhavige besluit goedkeuring moet worden gevraagd, zouden
wij ze tegelijk aan Gedeputeerde Staten kunnen voorleggen, zodat een en
ander gelijktijdig kan worden goedgekeurd. Ik meen dat het mogelijk is
het zo te regelen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
48. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE HET
DONATEURSCHAP VAN DE STICHTING INSTITUUT VOOR ONDER
ZOEK VAN OVERHEIDSUITGAVEN.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
49. ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN, INGEZONDEN DOOR DE HEER
C.Th. LOHMANN, OP 31 MAART 1970 BENOEMD TOT LID VAN DE
GEMEENTERAAD VAN BREDA.
Gelijktijdig hiermee wordt in behandeling gebracht:
50. ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN, INGEZONDEN DOOR DE
HEER A. M. GOOSSENS, OP 7 APRIL 1970 BENOEMD TOT LID VAN
DE GEMEENTERAAD VAN BREDA.