317 16 APRIL 1970 De heer KRAMER: De gang van zaken rondom het instellen van de Culturele Raad betreur ik in hoge mate, Om te voorkomen dat de nood- di zakelijkste activiteiten in de culturele sector hierdoor vertraging onder- vinden, verzoek ik het college in de nu ontstane vacuüm-periode de afdeling w voor culturele zaken van de gemeenteraad tijdelijk met de bevoegdheden rr van de Culturele Raad te belasten. Mogen wij hieromtrent spoedig een g' voorstel van u verwachten? ei De heer VON SCHMID: Ook ik wil naar aanleiding van de biblio- v; theek -kwestie enkele vragen stellen. Allereerst wil ik aandringen op een w zo spoedig mogelijke beantwoording van de brief die het college heeft g' bereikt van De Demokraten-D'66, waarin werd aangedrongen op een h extra raadsvergadering over deze kwestie. Aansluitend daarop stel ik de volgende vraag: acht het college van burgemeester en wethouders het H niet juist een extra raadsvergadering te besteden aan de gang van zaken si rond de bibliotheek, gegeven het feit dat hier een instelling van openbaar z belang in het geding is die bovendien ruim gesubsidieerd wordt door de d gemeente, gegeven ook het feit dat zich hier veel meer afspeelt dan D alleen een ruzie tussen directrice en adjunct-directrice, omdat namelijk b hier naar buiten is gekomen hoezeer de structuur van het stichtings- j< bestuur verouderd is en hoe dit bestuur met name faalt ten aanzien van het 1< personeelsbeleid, alsmede ten aanzien van het algemene beleid, getuige k de gang van zaken met het rapport Bosboom en Hegener? n In aansluiting hierop wil ik: nog Vragen of het college niet van s< mening is dat er alle reden is om het stichtingsbestuur te laten weten si dat orde op zaken moet worden gesteld voor de volgende subsidie-aanvrage si en of het college al zijn invloed wil aanwenden om een onderzoek te laten instellen, eventueel wederom door het efficiency-bureau Bosboom li en Hegener, alsmede om hangende dit onderzoek alle invloed aan te y wenden bij het stichtingsbestuur om elk besluit tot ontslag aan de g adjunct-directrice mej. Kliphuis op te schorten. n Ik wil er gaarne de nadruk op leggen dat dit een zeer menselijk n probleem is, waarbij iemand tussen de molenstenen van een verkeerd d beleid kan worden vermalen. Dat is ook de reden dat ik op spoed aandring, i< omdat dit van het grootste belang is voor de betrokkene. Vervolgens nog een vraag naar aanleiding van de problemen met de Culturele Raad. Wil het college op korte termijn de raad meedelen h op welke gronden het op deze kwestie betrekking hebbende agendapunt a is ingetrokken? Is het college bereid de raad in de gelegenheid te stellen n zo spoedig mogelijk over de hele cultuurkwestie een debat te houden? Bij voorkeur zou dit naar mijn mening kunnen gebeuren in de mei- vergadering. Waar dit een zaak is die momenteel in de stad leeft, waar d iedereen mee bezig is en waarover zelfs rn de huiskamers wordt gesproken, h meen ik dat het juist is dat bekend wordt hoe de raad daartegenover c staat. Dan de laatste vraag. Het is het college bekend dat verenigingen g in Princenhage plannen hebben met het voormalige stadhuis. Is het j college niet van mening dat deze plannen moeten worden toegejuicht t en is het1 college bereid op korte termijn mee te delen wat het van plan E is met dit pand te doen? E I

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 317