31 15 JANUARI 1970 Wanneer wij denken aan de tragische omstandigheden in Biafra vind ik het toch wel zeer merkwaardig dat wij hier gaan doen aan persoonsverheerlijking van een schrijver, overigens met alle respect voor zijn kwaliteiten. Ik kan er niet in komen dat men in deze dagen daaraan gaat meewerken. Laat men Bergen op Zoom maar voorstellen dat standbeeld niet te plaatsen en die 18.000, -- in plaats daarvan naar Biafra te sturen. Wethouder GIELEN: Het is nu ongeveer anderhalf jaar geleden dat Anton van Duinkerken overleed en ik geloof dat wij blij mogen zijn dat na anderhalf jaar dit initiatief is ontstaan. Nu kan men wellicht zeggen dat dit wat al te minimalistisch is voor de beroemde man die zoveel voor Brabant heeft betekend en niet in de laatste plaats voor Breda, wanneer men leest wat hij 30,40 jaar gelden schreef over het diocesane beleid en de vorming van geestelijken; een onderwerp dat nu nog interessant is om nog eens over te lezen. Wanneer men verder bedenkt hoe enthousiast Anton van Duinkerken ook kon schrijven over het carnaval, dan kan ik alleen maar blij zijn dat dit initiatief genomen is. Wanneer er een ander initiatief zou zijn gekomen van een grotere omvang, in de vorm van een Anton van Duinkerken-prijs of wat dan ook, waarvoor veel grotere bedragen nodig zouden zijn geweest, waar voor men een beroep op Breda zou hebben gedaan, dan zou ik met evenveel en misschien wel met meer liefde de 5000, -- die daarvoor nodig zouden zijn hebben verdedigd als nu deze schamele 500, - -. Ik meen dan ook dat wij blij mogen zijn dat na anderhalf jaar Anton van Duinkerken in een monument zal worden vereeuwigd in Bergen op Zoom, dat zoveel van zijn van Duinkerken heeft gehouden en nog houdt. De ontwerper van dat monument is nog niet aangewezen, maar volgens mijn laatste inlichtingen zal het een figuratief monument in brons worden. Men beschikt op het ogenblik over 12.000, -- en zal erg blij zijn als de 500, -- van Breda er ook bij komen. Men kan natuurlijk zeggen dat iets anders wellicht wenselijker zou zijn geweest, maar laten wij hiermee blij zijn en laten wij ook blij zijn dat wij Anton van Duinkerken straks niet te ver van Breda kunnen zien in een monument. Misschien zal men dan in Bergen op Zoom nog wel een beroep doen op de heer van der Werff om bij de opening een speech te houden, want wij hebben gehoord dat hij Anton van Duinkerken bij zonder kan bezingen. Ik geloof dat wij dit maar moeten doen. Het gevaar zit er natuurlijk in dat men, wanneer men op een avond als deze spreekt over de nood in Biafra en men komt dan een bijdrage vragen voor dergelijke materiele zaken -- hoewel dat andere natuurlijk ook een zaak is maar van een geheel andere orde --, het een met het ander vermengt. Toch geloof ik dat wij, hoe erg het ook is wat zich daar allemaal afspeelt, onze dagelijkse plicht moeten blijven vervullen. Ik vreesde al dat deze zaken vermengd zouden worden. Straks moet ik wellicht nog een ander voorstel verdedigen, waar bij het om een groter bedrag gaat. Ik verzoek u dringend, mijnheer de voorzitter, de raad te vragen deze dingen niet bij elkaar te betrekken en de zaken die wij te behandelen hebben gewoon af te werken. Wanneer er voor Biafra iets nodig is moeten wij daarvoor andere bronnen zoeken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 31