326 14 MEI 1970 4. VOORGESTELD WORDT DE VOLGENDE STUKKEN OM PREADVIES IN HANDEN TE STELLEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS: a. schrijven van de werkgroep Oenouw dd. 8 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Culturele Raad; b. schrijven van werkgroep Oenouw dd. 22 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Culturele Raad; c. schrijven van De Democraten D'66 dd. 9 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Culturele Raad; d. schrijven van de eindeksamenkandidaten van akademie St. Joost dd. 14 april 1970, betreffende de tot standkoming van de Culturele Raad met bijgevoegd een handtekeningenlijst van een aantal per sonen die hun verzoek ondersteunen; e. schrijven van de Plaatselijke Centrale van het Nederlands Vak verbond dd. 15 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Culturele Raad; f. schrijven dd. 14 april 1970, houdende mededeling van een aantal personen dat zij hun kandidatuur voor de Culturele Raad intrekken; g. brief van de kiesvereniging Democraten D'66 dd. 29 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Culturele Raad. Aldus wordt besloten. h. schrijven van de beroepsvereniging van beeldende kunstenaars dd. 19 april 1970, betreffende de totstandkoming van de Cul turele Raad. De VOORZITTER: Ik wijs u erop dat aan de orde is het voorstel dit stuk in handen te stellen van burgemeester en wethouders om preadvies. De heer VON SCHMID: Dat is het nu juist, daarom wil ik graag nog een paar opmerkingen maken naar aanleiding van dit agendapunt. Er wordt zonder meer voorgesteld deze brieven in handen te stellen van burgemeester en wethouders en ik meen dat dit toch wel een enigszins onbevredigende reactie is op al hetgeen er over deze culturele kwestie in de stad is losgeslagen. Dat is de reden dat er in de brieven van De Democraten-D'66 op aangedrongen is, dat er vanavond een debat over deze kwestie zou worden gevoerd. Dit is echter niet het geval en ik zal het dan ook niet buiten de orde aansnijden, maar ik vind dit toch een betreurenswaardige gang van zaken. Het antwoord van het college luidde dat het niet opportuun is. Naar mijn smaak is dit een dooddoener, die voor de zoveelste keer wordt gebruikt om iets dat echt leeft uit de weg te gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 326