335 14 MEI 1970 De VOORZITTER: Dames en heren. Voordat wij nu overgaan tot de behandeling van de eigenlijke agenda heb ik nog een mededeling. Ik heb u ook al op andere wijze ervan in kennis gesteld dat van de heer von Schmid een verzoek is ontvangen in een brief van 3 mei die u is voorgelegd, te mogen interpelleren over de kwestie van het ontslag van de adjunct-directrice van de Stichting Verenigde Openbare Biblio theek en de achtergronden daarvan. De brief van de heer von Schmid is met een begeleidend schrijven van 12 mei aan de raad toegezonden. Ik acht het mijn plicht u erop te wijzen dat deze interpellatie wat de orde betreft valt onder artikel 12 van het reglement van orde, waarin staat dat wanneer een lid verantwoording wenst te vragen van het door het college gevoerde bestuur van de huishouding der gemeente of te dien aanzien inlichtingen verlangt, hij daarvoor toestemming nodig heeft van de raad. Vervolgens zegt het artikel dat de vragen voor een dergelijke interpellatie tevoren dienen te worden voorgelegd aan de voorzitter en de leden van de raad. Het college kan direct antwoorden maar kan dat ook uitstellen tot de volgende vergadering. Tenslotte zegt artikel 12 dat indien bij burgemeester en wethouders bezwaar be staat tegen beantwoording van de vragen, omdat deze het bestuur van de huishouding der gemeente niet raken, de voorzitter daarvan mededeling doet aan het lid en aan de raad. Ik meen hiermee te kunnen volstaan en verzoek de raad zich uit te spreken over het verzoek van de heer von Schmid te mogen interpelleren. Ik meen dat het ordelijk en zinvol is nu eerst te spreken over het toestaan van de interpellatie. Wilt u uw verzoek nog toelichten, mijnheer von Schmid? De heer VON SCHMID: Dat wil ik graag doen. Ik meen dat ik met mijn brief waarin ik heb verwezen naar gestelde vragen enz. voldaan heb aan de formele kant van deze zaak. Ik zou deze interpellatie bij zonder graag willen houden en verzoek de raad dan ook mij daartoe in de gelegenheid te stellen. De VOORZITTER: Ik verzoek de raad zich over het verzoek van de heer von Schmid uit te spreken. De heer VAN LOON: In de loop van de dag hebben wij een afschrift ontvangen van de brief van de heer von Schmid aan het college en de raad. Dat was op een dusdanig tijdstip, dat het niet mogelijk is ge weest de inhoud van deze brief te bespreken in de vergadering van mijn fractie van afgelopen maandag. Het is dus heel goed mogelijk dat andere leden van mijn fractie een heel ander standpunt innemen in dezen dan ik. Ik heb mij na lezing van deze brief afgevraagd, temeer na artikel 12 van het reglement van orde te hebben doorgenomen, of de kwestie die daarin wordt aangesneden en waarover de heer von Schmid verzoekt te mogen interpelleren wel in de raad van deze gemeente thuishoort. Hier is namelijk een zaak aan de orde die door de betrokkene niet aan ons is voorgelegd en het lijkt mij dan ook niet juist een dergelijke zaak onderwerp van bespreking in de gemeenteraad te doen zijn. Ik meen dat een bespreking van deze ontslagkwestie bij de Stichting Verenigde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 335